Bericht in de Curaçaosche Courant:
J. G. Palm heeft met zekerheid vernomen, dat de heeren
Corsen en Ulder zich vermeten hebben in het tweede gedeelte van de door hem
gecomponeerde Polka "Los Freneticos" op hunne wijze verbeteringen te
maken. Palm verzoekt ze vriendelijk zich voortaan van dergelijke handelingen te
onthouden, vooral dewijl de Heeren toch nog niet op de hoogte zijn om zijne
stukken te begrijpen, veel minder om zonder zich bespottelijk te maken, ze te
corrigeeren.
Curaçao 23 Mei 1867.
Het antwoord van Chris Ulder:
J. G. Palm, de nooit genoeg volprezene toonzetter, de
verhevene wereldberoemde componist, heeft mij in de C.C. van 11. Zaterdag eene
harde teregtwijzing gegeven. Die teregtwijzing was meer dan verdiend, want ik,
eerstbeginnend dilettant moest mij niet vermeten het werk van den grooten
Meester te beoordeelen, laat staan, te verbeteren. De man, die in aIle genres
der muziek tehuis is, in den slaap componeert; de man, die als van gewijde
muziek sprake is, Bach, Mozart, Handel, Rossini en Van Bree in de schaduw laat;
de man, die in diepte var opvatting een Mendelssohn Bartholdy, in
instrumentatie een Beethoven, in melodie een Bellini voorbijstreeft; de man,
die door zijne kunstwerken, Weber, Auber, Boieldieu, Meyerbeer, Halevy,
Donizetti, Verdi, Flotow ver achter zich laat; de man, die als het fantastisch
muziek geldt, Wagner, den vriend van den Beierschen Koning, het afwint; de man,
die aan een bevalligen een naieven stijl verbindt, beter zelfs dan van Niels
Gade; de man, die in zijn onovertrefbare scheppingen de gave der dichtkunst aan
die der toonkunst paart; de man, die in Den Haag de PALM der Overwinning heeft
weggedragen, die men mag met regt verontwaardigd zijn over de "vermetelheid"
van een eerstbeginnende, wiens "ongeoefende" oren goed en lief Vinden
(woorden van den heer Palm) hetgeen hij, die het regt heeft de grootste
meesters te verbeteren, ten zeerste afkeurt.
Ik beken, het was meer dan krankzinnigheid in mij, die thans van mijne
geringheid, nietigheid en nietheid overtuigd is, het was meer dan
krankzinnigheid de krankzinnige ("Frenetico") Polka van PALM aan een
kritiek te willen onderwerpen en ik weet niets anders tot mijne verschooning
bij te brengen, dan dat het geschiedde om de muzikale wereld eene groote dienst
te bewijzen en de krankzinnige compositie van den grooten Meester (lees niet
"Groote compositie van den krankzinnigen Meester") begrijpelijk te
maken voor hen, die niet op zijne duizelende hoogte zijn.
Vergeef mij, wat ik U bidden mag, O Briareisch Genie, Goliatische Componist,
Jungfrausche dichter, vergeef mij, 0 PALM der Palmen mijne vermetelheid en wees
verzekerd, dat ik het nimmermeer wagen zal Uwe stukken -zij mogen Marsch of
Quadrille, Wals of Polka, Mazurka, Danza en Fandango zijn, nimmermeer zal ik
het wagen Uwe stukken trachten te begrijpen, noch mij bespottelijk maken door
ze te verbeteren.
Groote Genieen zijn nederig en niet aanmatigend. Onze Palm, waarop de
negentiende eeuw wel trotsch mag zijn, is een Genie door zijne nederige en met
aanmatigende advertentie van den 23n Mei 1867.
C. ULDER.
Het antwoord van D. Corsen:
Aan den heer J. G. Palm.
In hoeverre het verbeteren van eene door U gecomponeerde Polka eene
vermetelheid in mij kan genoemd worden, laat ik aan de beoordeeling van het
publiek over. Met het oog op Uwe advertentie van den 23n dezer moet een ieder
den titel "Los Freneticos", die de Polka in kwestie voert, in dien
van "EI Frenetico" veranderen. Dat zou eene noodzakelijke verbetering
zijn. Ik zal dan ook niet uitweiden over bet belagchelijke Uwer aanmatigende
ingebeeldheid en bepaal mij slechts de ware toedragt der zaak bloot te leggen,
volstrekt niet om U satisfactie te geven, maar alleenlijk om aan te toonen, hoe
Gij bij verwaandheid, onbillijkheid voegt. Toen mij Uwe Polka in .handen kwam,
trot ik bij het spelen van het tweede deel een akkoord aan, volstrekt
onharmonisch voor mijn gehoor en regelregt in strijd met de regelen der
kompositie. Een in mijn oog deskundige maakte dezelfde opmerking, en wij
vermeenden U geen ondienst te bewijzen, het stellen van dat verkeerd akkoord
als een schrijffout te beschouwen. Die deskundige zou U op de schrijffout
opmerkzaam maken. Groot was mijne verwondering, toen hij mij later mededeelde,
dat het wezenlijk Uwe bedoeling was dat akkoord zoo en niet anders ter neer te
stellen, of schoon Gij U voorbehield het later te veranderen. De Polka voor
eenige mijner leerlingen moetende overschrijven, maakte ik eene kleine
verbetering op bedoelde plaats die Gij U voorbehield later te veranderen. Hoe
nu deze mijne handelwijze U aanleiding kon geven om met ter zijde stelling van
alle regelen der wellevendheid, een toon aan te slaan, die een ieder, die zijne
vijf zinnen bij elkaar heeft, nimmer kan vergelijken, veel minder goedkeuren,
weet ik mij niet beter te verklaren, dan dat Gij als Groot man duizeldet op Uwe
ontzaggelijke "Hoogte" en U een Apollo waandet, een Jupyn vermeendet
te zijn, die met zijn bliksems slingerende, den sterveling toedondert: O Gij
vermetele menschenkinderen. Daar ik vast voornemens bell nooit of te nimmer
weder een schrijven van U met een antwoord te verwaardigen, zo wil ik mij,
alvorens te eindigen, nog eene opmerking veroorloven, die U nuttig zal zijn.
Zij kan U tot leuning dienen bij het nederdalen van de onovertreffende trap van
verwaandheid, waarop Gij U thans bevindt. Voorwaar, Gij moet tot de diepste
diepte van den Lethe gedaald zijn om U tot zulk een ontzaggelijke hoogte te
willen verheffen. Herinnert Gij U dan volstrekt niet meer ons akademie leven op
het fort Rif? Zijt Gij dan gansch en al vergeten de genoegelijke uren,
die wij echt kameraadschappelijk door sleten, Gij met Uw Klarinet en ik met
mijn Basson? Is U dan het soldatikoos, waarmee wij elkander vermaakten,
geheel uit het geheugen gewischt? De herinnering hieraan zal U goed doen, Uwe
manie mitigeeren.
Curaçao 31 Mei 1867. D. CORSEN
Hier volgen andere opinies:
Het zij verre van ons als bevoegde beoordeelaren te willen optreden, maar
wij achten het als onzen duren pligt de waarheid hulde te doen en hierbij te
verklaren, dat de accoorden door den heer Palm in de derde en vierde maat van
het 2e deel der Polka "Los Freneticos" geplaatst, volkomen doelmatig
en zelfs voortreffelijk zijn; alhoewel die accoorden schijnbaar in strijd zijn
met de hoofd-melodie (cantus firmus) en om die reden disonneeren, maar welke
dissonnantie door de oplossing volkomen hersteld wordt. Wij zouden om den
schijn van aanmatiging met aan te nemen, welligt met onze beschouwingen
achterwege zijn gebleven, ware het niet, dat het werk van Weber ons in onze
gevoelens versterkt en onze zelfs de overtuiging gegeven hadde.
Curaçao, 6 July 1867.
J. H. QUAST
JULES BLASINI
De ondergeteekende verklaart, dat de accoorden in de tweede en derde maat van het 2e deel der Polka "Los
Freneticos" door den heer Palm geplaatst, volkomen harmonisch en niet in strijd zijn met de regels der
toonkunst.
Curaçao 6 Juny 1867. H. VAN DINTER
Het is helaas niet gelukt de compositie van bewuste Polka te achterhalen en na te gaan welke de accoorden waren, die zoveel strijd hebben ontketend onder de meest bekende musici van destijds.
Christiaan Alardus Ulder (1843-1895) speelde orgel, piano, contrabas en fluit. Hij was muziekleraar met vele leerlingen en hij heeft aantal goede composities geschreven. Op 13-jarige leeftijd bekleedde hij al de post van organist van de Sint Anna kerk. Van 1873 tot zijn dood was hij organist van de Israelitische Gemeente "Mikve Israel". Voorts was hij, net als Jan Gerard Palm, een van de vaste medewerkers van het literaire en muzikale weekblad "Notas y Letras. Hij was ook dirigent van het muziekkorps van de Schutterij en kapelmeester van het Garnizoen.
Daniel Corsen, vader van de bekende dichter en musicus Joseph Sickman Corsen, was een bekende muziekleraar. Hij speelde ook fagot.
Johan Hendrik Quast was organist van de loge Igualdad (1871-1875) en van de loge Perseverancia no 184 (1879-1893).
Jules François Blasini (1847-1887) was een leerling van Jan Gerard Palm. Reeds vroeg begon hij met zijn muzikale activiteiten, eerst als pianist en later als componist. Hij voltooide zijn opleiding aan het conservatorium te Parijs.
Hermanus van Dinter was muziekleraar en kapelmeester van de militaire kapel van 1857 tot 1885 op Curaçao. Volgens Boskaljon in zijn boek "Honderd jaar muziekleven op Curaçao" heette hij Mathias Hermanus van Dinter en was hij geboren te Tegelen (Limburg) op 28 december 1822. Ook Krafft noemt hem Mathias Hermanus van Dinter. Deze gegevens zijn ontleend aan de militaire stamboeken waar hij is ingeschreven als Mathias Hermanus van Dinter geboren in 1820 te Tegelen die zich in 1843 te Venlo als vrijwilliger geengageerd had als soldaat voor de tijd van 6 jaar en in december 1843 op Curaçao terecht is gekomen waar hij in 1856 met Johanna van Kleunen trouwde en in 1889 is overleden. Bij zijn huwelijk staat hij vermeld als Hermanus van Dinter, oud 33 jaar. Er bestaat evenwel een Mathias Hermanus (Mathieu) van Dinter, geboren op 28 december 1822 te Tegelen. Hij was orgelbouwer in Nederland en was alszodanig ondermeer werkzaam in Weert (1851), Hoorn (1856, Wervershoof (1862) en Oirschot (1869). Hij emigreerde in 1869 naar Amerika waar hij een orgelmakerij in Detroit begon. Hij is aldaar in 1902 overleden. Waarschijnlijk is bovengenoemde kapelmeester H. van Dintel zijn twee jaar oudere broer Hermanus Jan Hubertus van Dintel die geboren is op 12 oktober 1820 en kennelijk heeft hij zich bij zijn vrijwillige inschrijving in 1843 voorgedaan als zijn broer, om welke reden dan ook. De echte Mathias Hermanus van Dinter is nooit in dienst geweest zoals blijkt uit de bijlagen bij zijn trouwakte van 1850.