Inleiding

De familiegegevens zijn verzameld door mijn broer Jos die jarenlang onderzoek naar deze familie heeft verricht. Hij heeft archieven in Nederland en Duitsland bezocht alsmede vele gesprekken met de familieleden gevoerd alsmede met hen gecorrespondeerd. Ik heb dankbaar van zijn gegevens gebruik gemaakt.

De familie is een echte Oostzaanse familie maar komt oorspronkelijk uit Duitsland. Familieleden zijn daar echter niet meer getraceerd, hoewel de naam daar nog wel voorkomt. Dat is ook het geval in het oosten van ons land en in de Verenigde Staten. Daar moet nog familie wonen. Jaren geleden kwamen op het gemeentehuis in Oostzaan, afdeling burgerlijke stand, een paar personen uit Noord Amerika die met een familieonderzoek bezig waren. Ze waren terecht gekomen in Oostzaan en wilden verder zoeken. De aanwezige ambtenaar kon ze niet helpen en stuurde ze door naar G. Heyn, die op dat moment niet thuis was. Ze zijn toen weg gegaan en niet meer terug gekomen. Verdere gegevens ontbreken helaas. De historie van deze familie beslaat een periode vanaf het midden van de 17e eeuw, dus ongeveer 350 jaar maar de Oostzaanse tijd begint pas in 1800 en kan dan verteld worden met een verhaal van slechts vier generaties Lukken. Bij de achtergrond verhalen is gebruikgemaakt van de website van de Oudheidkamer Oostzaan, met name enkele verhalen van Rob Veenman, alsmede het boek ”Arm en rijk kunnen bij mij inkopen doen” door J.L. de Jager.

De lijn die in de familie wordt gevolgd gaat van ”stamvader” Jan Lukken naar mijn moeder Alida Anna Lukken, overgrootmoeder van Charlotte de Boer.

Achtergrond

Het familie overzicht begint met Jan Lukken die in 1804 naar Oostzaan kwam en daar in het Otterbos verbleef. Het Otterbos lag in het gebied van Het Twiske, toen nog een riviertje tussen Oostzaan en Landsmeer. De geschiedenis van het gebied Het Twiske voert terug naar het begin van onze jaartelling, toen het veengebied rond de Zaan zich ontwikkeld had tot een gebied waar veel veehouderij bedreven werd. In het veen werden sloten gegraven voor de ontwatering van het gebied en voor de winning van turf. Dat ging honderden jaren door. Mede onder invloed van wind en water ontstonden kleine en grotere eilanden. Omdat het houden van vee hierdoor steeds moeilijker werd, besloot men Het Twiske in te polderen door middel van een dijk om het gebied. Om toch voor een goede watercirculatie te zorgen werd er een overloop gemaakt in het stukje dijk bij het Otterbos.

Het riviertje is er nu niet meer. Bij de aanleg van de Coentunnel was er veel zand nodig dat werd gevonden onder het veen en de klei van Het Twiske. Door de zandwinning ontstond in dit gebied er een grote plas, de Stootersplas. Het Twiske is thans een recreatiegebied dat grotendeels op Oostzaans grondgebied ligt en voor 200 ha uit water bestaat voor zwemmers, zeilers, surfers en kanovaarders. Er zijn ook wandel-, fiets- en paardrijroutes uitgezet.

Over de ouderdom van Oostzaan heeft lange tijd twijfel bestaan maar nu neemt men aan dat het dorp ontstond rond 1200 AD. In de gouden eeuw kon Oostzaan zich trots het grootste dorp in het Hollands Noorderkwartier noemen. Turfstekers en boeren, walvisvaarders en zeerovers, eendenhouders en stijfselmakers hebben zo voor een bijzondere en rijke geschiedenis gezorgd. Je kunt het je vandaag de dag nog nauwelijks voorstellen maar Oostzaan bezat eens een belangrijke zeevarende gemeenschap en werd geld verdiend met de walvis- en haringvangst, met de handelsvaart op de Oostzee en een enkeling met de kaapvaart. Het belang van de scheepvaart in de zeventiende en achttiende eeuw kunnen we tegenwoordig nog steeds zien in de Grote Kerk waar twee grote scheepsmodellen met behulp van lange stangen aan het plafond hangen. Eén met 28 en één met 46 kanonnen. Ze hangen daar een lange tijd, want in 1796 wordt de aanwezigheid van de schepen reeds vermeld.

Het toenmalige Oostzaan kende ondermeer de navolgende buurten en markante woonplaatsen: Barndegat, Driesprong, aan de Dijk, Haal, Heul, aan de Horn, Kathoek, Kerkbuurt, Overtoom, weerpad en Zuideind. Naast landbouw en veeteelt was ook de Oostzeevaart en vooral de walvisvaart belangrijk. In het zuiden van het dorp stonden dan ook de traankokerijen waar de walvissen verder verwerkt werden. Het was een plek ver weg uit het centrum van het dorp omdat de stank van de kokerijen verschrikkelijk was. Nu staan er woningen (H. Soeteboomstraat e.o.) en is dat deel van Oostzaan overgedragen aan Amsterdam.

De enkeling van de kaapvaart was Claes G. Compaen, de ’alderfameusten’ zeerover, die in 1587 in Oostzaan werd geboren en in dezelfde plaats in 1660 overleed na een zeer roerig leven als koopvaarder, reder en handelsman, maar vooral als zeerover van 1623 tot 1627. Ongeveer 350 schepen had hij in de tussentijd met zijn manschappen buitgemaakt, eerst officieel als kaper met de toestemming van de Admiraliteit, later als echte zeerover. In 1627 schonk Prins Frederik Hendrik hem vergiffenis voor zijn daden en kon Compaen als vrij man terugkeren naar zijn geboortedorp Oostzaan. Daar overleed hij op 25 februari 1660 en werd hij in de plaatselijke kerk begraven.

Een ander beroemde inwoner was de schilder Jacob Cornelisz van Oostsanen. Van hem zijn ongeveer veertig schilderijen bekend die over de hele wereld in vooraanstaande musea hangen: in de USA, Duitsland, België, Polen, Spanje en Groot-Brittannië. Ook in Nederland hangen van hem schilderijen in belangrijke musea. Jacob Cornelisz van Oostsanen leefde in de vijftiende en zestiende eeuw. Hoogstwaarschijnlijk is hij geboren tussen 1472 en 1477. In Hoorn heeft hij ooit een aantal plafondschilderingen gemaakt en in de archieven van deze plaats wordt hij ‘Jacob Cornelisz, geboortigh van Oostzanen’ genoemd. Later verhuisde de schilder naar Amsterdam en rond 1500 kocht hij een huis in de Kalverstraat. Na enige tijd was hij zo welvarend dat hij in de Kalverstraat een tweede huis kon kopen. Ook in die tijd was de Kalverstraat al het levendige centrum van de stad waar veel handel werd gedreven en waar bovendien de veemarkt plaatsvond.

In de 15e eeuw was de bevolking nagenoeg geheel katholiek maar in 1517 protesteerde de Duitse monnik Maarten Luther (1483-1546) tegen een aantal zaken in de Katholieke Kerk. Hij vond dat de bijbel de werkelijke bron was van waarheid en niet de woorden van de kerk of de paus. Hij kreeg veel aanhangers die protestanten werden genoemd. Een van hen was de Fransman Johannes Calvijn (1509-1564) die twintig jaar nadat Luther zijn gedachtegoed had verspreid als kerkhervormer optrad. In het hele land vond er een omschakeling plaats van katholiek naar protestant. Deze beweging wordt de reformatie genoemd. Oostzaan had in die tijd de katholieke pastoor Bartel Jacobsz. Naar hem is ook een straat in Oostzaan genoemd. In 1565 begon hij steeds meer naar de ideeën van Calvijn te preken en werd uiteindelijk predikant en nagenoeg alle oostzaners kozen voor de Gereformeerde Kerk. Na 1800 werd de naam gewijzigd in de Nederlands Hervormde Kerk. Voor meer informatie uit dit rijke verleden van Oostzaan zie oudheidkameroostzaan

Een bekende inwoner uit latere tijd was Albert Heijn (1865-1945), de grondlegger van het gelijknamige kruideniersconcern. Hij heeft het winkeltje van zijn ouders in de Kerkbuurt uitgebreid tot een internationaal bedrijf waarvan het hoofdkantoor weliswaar in Zaandam werd gevestigd. Albert was geboren in Oostzaan. Zijn vader was getrouwd met Antje de Ridder en Albert trouwde met Neeltje de Ridder, beiden stamden uit een gevestigde Oostzaanse familie. Neeltje was de dochter van Gerrit de Ridder die eigenaar was van de oliemolen Het Kaar alsmede van een boerderij en een veehouderij; hij eindigde als dijkgraaf van de polder Oostzaan. Antje was de dochter van Albert de Ridder, veehouder en grutter, die als een van de weinige dorpelingen een stenen huis had. Albert Heijn is naar hem vernoemd.

Rond 1800 was Oostzaan een stille enclave in een drassig veengebied. De twee honderd huisjes van het dorp lagen deels langs een wegsloot in plaats van een weg en de polder daaromheen was doorsneden met honderden sloten en vaarten. Alleen Zaandam was via een smal weerpad te bereiken; voor andere plaatsen moest men de boot nemen. Amsterdam lag zodoende op een afstand van drie uur gaans en Purmerend op twee uur. Het ging economisch slecht. Halverwege de 18e eeuw telde het dorp bijna 1700 inwoners maar in 1800 nog slechts 950. Oostzaan was volledig hervormd en stond bekend als het ”Hollands Genève” of de ”Calvinisten Hemel”.

Generatie 1: Jan Lukken (1773-1830)

Hoewel hij in de burgelijke stand registers werd ingeschreven als Jan Lukken was zijn oorspronkelijke naam Joannes Hermann Lücken. Hij tekende met Jan Lükken. Zijn kinderen tekenden met Lukken, maar zijn oudste zoon Hendrik tekende vaak met de umlaut doch ook wel met een paraaf H L. De geboorten van de kinderen staan evenwel ingeschreven als Lükken. Hier moet wel bij vermeld worden dat het in die tijd een gewoonte was om de letter u met een umlaut te schrijven ter onderscheiding van de letter v. Dit was vooral het geval bij de burgerlijke stand. Zoon Gerrit Lukken (1825-1897) tekende maar enkele keren met een ü. De grootste verandering is er als er omstreeks 1877 een medisch verslag verschijnt van kleinzoon Gerrit Lukken (1872-1931) waarin hij G. Lucke wordt genoemd; dat is dan 66 jaar na de naamsverandering van Lücken in Lukken.

translaat uit het Hoogduitsch
Kond en kennelijk zij bij dezen aan alle en iegelijk, die deze ziet, leest of hoort lezen, dat Joan Herm: Lücken geboortig van Ermke, kerspel Molbergen, eene echtelijke zoon van der Ouders Aabel Lücken en van Elisabeth Brinkman, in onze kerk van Sint Johannes gedoopt is in het jaar 1773 den eerste August, in bijzijn der Peeten Herm: Gerhard Menken en Maria Lücken, genaamd Alberts.
Zulks blijkt uit ons antentiek Doopregister.
Gegeven Molbergen, den 10 september des Jaars 1804.           in fidem. J.Henri: Plate.

Jan Lukken was dus katholiek gedoopt en in 1804 31 jaar oud. Hij was afkomstig uit het gehucht Ermke van de gemeente Molbergen in wat toen Oldenburger Munsterland heette maar tegenwoordig een onderdeel is van Landkreis Cloppenburg in Nedersaksen. Jan komt uit een gezin van 7 kinderen met vader Joannes (Jan) Abel Lücken en moeder Maria Elisabeth Brinkman. De familie Lücken woonde al geruime tijd in Molbergen. Grootvader Gerd Lücken was er in 1687 geboren en aldaar in 1784 op een leeftijd van 97 jaar overleden. Ook overgrootvader Abel Lücken geboren omstreeks 1640 kwam uit deze omgeving maar van hem is verder niets bekend.

Al sinds 1600 was er een druk persoonsverkeer tussen de streek van Molbergen en wat toen de Republiek der Verenigde Nederlanden werd genoemd. Elk jaar aan het begin van de zomer kwam een stroom werkzoekende vanuit het Noodwestelijke deel van Duitsland naar Holland om voor enkele weken of maanden werk te vinden. Dit werk bestond voornamelijk uit maaien en turfsteken. Voor een uitvoerige beschrijving van deze Hollandtrek zie website: Hollandtrek

Jan Lukken was landbouwer en wellicht een van die trekarbeiders die in eigen land amper hun brood konden verdienen. Tussen de 17e en het begin van de 19e eeuw groeide hun aantal tot zo'n 30.000 per jaar. Eind 19e eeuw bleven ze weg door de toenemende welvaart in het industrialiserende Duitsland. Ze reisden meestal te voet en in groepen die onderweg almaar groter werden. Ze waren bepakt met gereedschap en grote hoeveelheden spek en gerookt varkensvlees, want dat was goedkoper dan kopen in Nederland. Een deel van hen kwam per schip naar Amsterdam en meerde af bij de Oude Brug, die in de volksmond de moffenbeurs werd genoemd. Daarna gingen ze in Noord-Holland grasmaaien of in Zuid-Holland baggeren. Velen trouwden met een Nederlandse vrouw; tussen 1815 en 1850 hebben zich ongeveer 140.000 van deze trekarbeiders blijvend in Nederland gevestigd. De Hollandgänger werden ook wel "hannekemaaiers" genoemd, een samentrekking van Hanne, verkleinvorm van de voornaam Johann, en het woord maaier. Minder gebruikte bijnamen waren "pikmaaiers" (maaiers met een korte zeis) en "poepen" dat was afgeleid van Bube waarmee ze elkaar onderling vaak aanspraken.

Binnen de familie gaat het verhaal dat Jan Lukken maar een hand had. Ook werd verteld dat hij gedeserteerd was uit het leger en naar Holland was gevlucht. Er bestaat zelfs een versie waarin zijn vader hem invalide heeft gemaakt door hem een hand af te hakken om te voorkomen dat hij in dienst moest. Het gemis van een hand valt echter niet te rijmen met het beroep van kleermaker dat Jan Lukken later heeft uitgeoefend.

Hij trouwde in 1807 voor de Gereformeerde kerk met Geertje Molenaar uit Oostzaan en kreeg met haar 2 kinderen: dochter Elisabeth, geboren in 1808 die kennelijk werd vernoemd naar zijn moeder Maria Elisabeth Brinkman, en zoon Hendrik, geboren in 1810, die vernoemd was naar zijn schoonvader Hendrik Molenaar. Uit de doopakte van Hendrik geboren in 1810 blijken als getuigen Jansje Heek en Abel Lukken.

Doopboek RK. Zaandam.
Hendrik. Natus 20ste. (geboren den 20ste mei 1810). Zoon van Jan Lukken en Geertje Molenaar, acatholica. Getuigen, Abel Lukken, Jansje Heek. Oostzanen

Hendrik Lukken was de enige van de kinderen die rooms-katholiek gedoopt was; zijn oudere zus Elisabeth en zijn halfbroer Gerrit alsmede zijn 4 halfzussen zijn gereformeerd gedoopt in Oostzaan. Abel Lukken was waarschijnlijk de broer van Jan die in 1780 was geboren en overleden is op 17 augustus 1810 te Molbergen of eventueel zijn vader die in 1817 te Molbergen is overleden, die voor de doop is over gekomen maar daarna weer terug naar Duitsland is gegaan. Hendrik Lukken trouwde in 1837 met Neeltje Oderkerk uit Landsmeer. Hij was als schutter in dienst en het leger leek niet erg ingenomen met het voorgenomen huwelijk:

De Majoor Kommandeerende het 2e Bataillon, der 2e Afdeeling Mobiele Noord-Hollandsche Schutterij
Permitteerd mits dege aan den Schutter Lukken Hendrik uit de Gemeente Oostzaan het aangaan van een wettig huwelijk met Neeltje Oderkerk, onder die voorwaarde dat bij aldien zijne vrouw Kind of Kinderen mogt krijgen of zich in eenen zwangernen Staat bevindt hem zulks geen regt op ontslag uit den Schutterlijken dienst geeft, endat zijne vrouw nimmer bij het Bataillion, waar hetzelve zich ook bevindt, mag verschijnen.
Haarlem den 4e july 1837.

De verklaring is als bijlage bij de huwelijksakte toegevoegd maar als beroep van Hendrik wordt echter arbeider vermeld, dus aangenomen kan worden dat hij kort er voor uit dienst is getreden. Wellicht was Hendrik niet tevreden met de voorwaardelijke toestemming van het leger. Neeltje Oderkerk overleed in 1841 op jonge leeftijd en in 1843 hertrouwde Hendrik met Neeltje Koster uit de Beemster. Hendrik overleed in 1886, oud 76 jaar. Bij zijn overlijden wordt hij de laatste der Citadelverdedigers uit de gemeente Oostzaan genoemd. Kennelijk was hij al in 1832 in dienst van het Nederlandse leger en ingezet bij de verdediging van de Citadel van Antwerpen tijdens de Belgische opstand en tegen het Franse leger. Het beleg van Antwerpen vond plaats tussen 15 november en 23 december 1832. Tijdens de Belgische opstand hield het Nederlandse leger de drie belangrijkste zuidelijke citadels in handen, waaronder die in Antwerpen. Ook na de eerste Franse interventie in 1831, die een einde maakte aan de Tiendaagse Veldtocht bleef het leger van Willem I deze drie Belgische steden controleren. Vanuit de (intussen verdwenen) citadel van Antwerpen had generaal Chassé de stad urenlang laten beschieten. Dit was voor de Fransen een van de excuses voor een tweede interventie in 1832. Het Franse Noordelijke Leger onder aanvoering van maarschalk Gérard trok dwars door Vlaanderen om Antwerpen te ontzetten. De citadel van Antwerpen stond bloot aan een zwaar artilleriebombardement. Op 24 december 1832 gaf de Nederlandse generaal Chassé zich over.

In 1817 komt Geertje Molenaar te overlijden en in 1821 hertrouwde Jan Lukken met Klaartje Derlagen. Hij geeft dan als beroep kleermaker op. Met Klaartje kreeg Jan 5 kinderen: vier dochters en een zoon Gerrit, die kennelijk naar de vader van Klaartje werd vernoemd. De familie lijn Derlagen gaat terug tot Harmen Jansz Derlagen (1723 - 1777) die getrouwd was met Trijntje Plemp (1728 - 1784) beyde in 't Zuydent. Harmen Derlagen is waarschijnlijk niet uit Oostzaan afkomstig. Zijn doop is daar niet gevonden. Gelet op zijn achternaam zou hij uit Duitsland afkomstig kunnen zijn.

In 1817 overleed ook de vader van Jan; zijn moeder was twee jaar eerder al overleden:

translaat uit het latijn; extract uit het doodregister.
Krachtens het register der dooden van de Parochiekerk van den Heiligen Joannes den Dooper in Molbergen, Schoutsambt Kloppenburg, Hertogdom Oldenburg; zijn de echtelieden en ouders van Joannes Lücken uit Ermke in de Parochie Molbergen thans woonachtig in de Plaats Oostzanen in Holland, te weten Joannes Abel Lücken en Maria Elisabeth Brinkman, alhier begraven en wel zijn vader den 10 December 1817 in den ouderdom van 85 jaren en Zijne Moeder den 28 October 1815 in den ouderdom van 80 jaren.
Tevens attesteer ik, wijl het mij bekend is, en verzeker als onder eede, dat de Grootvader en Grootmoeder van genoemden Joannes Abel Lücken en die van Maria Elisabeth Brinkman, voor vele jaren reeds overleden zijn en wijders dat hun overlijden, daar uit ook besloten kan worden, dat derzelfver bovengenoemde ouders, in eenen zeer hogen Ouderdom overleden zijn.
Molbergen, den 10 septbr. 1824              voor echt extract, Zühõne Vicet
                                                                 Pastoor en Administrateur der Parochie
Leges 24 stuivers

Van de vier dochters uit het tweede huwelijk trouwde de oudste Grietje, geboren in 1821, met Joannes Antonie Woelders uit Amsterdam. Grietje had bij haar huwelijk al een kind uit een eerdere relatie:

Heden den Elfden Augustus Achttienhonderd vijf en veertig, is voor ons ondergeteekende, Ambtenaar van den burgelijke stand der gemeente Oostzaan verschenen Hendrik Meyerink van beroep Kledermaker oud zes en veertig jaren, wonende Alhier welke ons heeft verklaard dat op den Negenden dezer maand des Morgens ten vijf ure, in het huis staande alhier Wijk 2 no. 102 is geboren een kind van het vrouwelijke geslacht uit Grietje Lukken in onecht van beroep dienstboden wonende alhier, welk kind zal genaamd worden Adriana Cornelia Lukken.
Zijnde deze inschrijving gedaan op aangifte van gemelde Hendrik Meyerink. Van deze verklaring wij deze akte hebben opgemaakt in tegenwoordigheid van Joannes Wedel van beroep Kledermaker oud zestig jaren, wonende alhier en van Kornelis van Berge van beroep ge-emploieerde oud zestig jaren, wonende alhier en is deze akte na voorlezing door ons en genoemde aangever en getuigen ondertekend.

De tweede dochter Antje, geboren in 1824, trouwde met Willem Kwak, landman en melkverkoper uit Oostzaan. Haar zus Trijntje overleed in 1835, oud 7 jaar. Zus Engeltje werd geboren in 1830 en trouwde driemaal; de eerste maal met Pieter van Berge, die in 1860 overleed. Zij hertrouwde in 1861 met Pieter Prins en in 1868 met Willem Onrust uit Oostzaan. Via Pieter van Berge is nog een verwantschap op te bouwen met de familie Koopmans in Friesland en wel met Eelkje Koopmans die getrouwd was met Meine Jans de Boer uit Blesdijke.

Jan Lukken overleed in 1830, een half jaar na de geboorte van zijn jongste dochter Engeltje. Hij werd 57 jaar oud. Klaartje Derlagen werd 59 jaar en overleed in 1851. Zij was kleermaakster en heeft kennelijk het bedrijf van haar man na zijn overlijden voortgezet.

In 1825 werd Oostzaan door een ramp getroffen. Op 4 februari van dat jaar brak tijdens een hevige storm de Zuiderzeedijk bij de Stenen Beer van Durgerdam door en heel waterland kwam onder water te staan. De druk van het water was zo groot dat twee dagen later de dijk bij Wijdewormer bezweek en ook deze polder overstroomde. Ook grote delen van Overijssel, Friesland en Groningen hadden zwaar te lijden van deze watersnood. Er vielen ruim 800 doden. De schade aan huizen, vee en landbouwgrond was enorm. Het was een nationale ramp. Het duurde vrij lang voordat de dijken weer hersteld waren.

Volgens Van der Aa´s Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden (1836-1851) telde Oostzaan in die tijd: "210 huizen en 3 bewoonde watermolens, gezamenlijk bewoond door 252 huisgezinnen, uitmakende eene bevolking van 1350 inwoners. In het zuideinde dezer gemeente leven en kleeden zich velen der inwoners als stedelingen; anderen, daarentegen, en hoe verder om de Noord hoe meerder, als boeren, en doen geen ander dan boerenarbeid. Sommigen der eerstgemelde drijven koophandel; anderen houden vee en verkoopen het zuivel te Amsterdam en Zaandam. Oudtijds werd er ook de akkerbouw ijverig voortgezet en zelfs zeer goede tarwe gewonnen, doch zulks is allengskens gesleten. Het graven van turf uit de veenen, ten O. van het dorp gelegen, is ook van langzamerhand meet te niet gegaan. De visscherij wordt bij velen nog naarstig voortgezet, waartoe het groot getal slooten, tusschen de landerijen aan beide de zijden van het dorp, eene goede gelegenheid verschaft, en, nevens anderen visch, ook zeer schoonen baars uitlevert, die veelal naar de omliggende plaatsen gevoerd en daar verkocht wordt. Men heeft er ook 5 stijfselfabrijken, 1 scheepstimmerwerf, 1 pelmolen, 1 koornmolen en 1 oliemolen, welke laatste te gelijk stijfselpoeder en blaauwsel maalt. "

Generatie 2: Gerrit Lukken (1825-1897)

Voor het familieverhaal is Gerrit Lukken van belang. Hij was geboren in 1825 als zoon van Jan Lukken en Klaartje Derlagen. Hij trouwde in 1860 met Rijnouwje Jong die in 1836 in Oostzaan was geboren. Zij was een dochter van Jan Albertsz Jong en Gerritje Scholte. Jan Jong was afkomstig van Durgerdam en Gerritje Scholte uit Oostzaan. Rijnouwje Jong is vernoemd naar haar grootmoeder Reinouwtje Goverts Aker, die een kleindochter was van Reijnouwtje Govert Oostwoud en Jacob Jansz Aker uit Jisp. Kennelijk is deze naam in de familielijn blijven voortbestaan. Ook in de Familie Lukken is dit het geval. Twee zoons van Rijnouwje Jong en Gerrit Lukken Jacob en Hendrik noemen elk later een dochter naar hun moeder. Ook de voornamen Gerrit en Hendrik blijven steeds in gebruik.


Rijnouwje Jong heeft bekende voorouders. Haar voorvader Govert Maartensz Oostwoud was Schoolmeester, Coster en Voorzanger te Hem in Westfriesland. Deze Govert was tevens Leermeester der Navigatie en andere Mathematische Kunsten. Hij schreef een leerboek voor “Stuurluyden” dat op school werd gebruikt en zelfs een herdruk beleefde. Hij staat ook bekend als schrijver van het werkje (i) Een T'Samenkouting Tusschen een Stuurman En een Matroos : Gehouden over de Nieu-gepractiseerde Oeffening der Stuurluyden, door den Oost en West vinder Lieuwe Willemsz. de Graaf : Benevens Een ingelaste aanwijzing dat de Quadratura Circuli door Jacob Marcelis niet goet is : Byeen gestelt door een Liefhebber van de Kost, uitgegeven in 1699 door Jan Blom. Het werk waar hij echter het meest bekend door is geworden, was de eerste gedrukte Nieuwe Kaart van het Dykgraafschap van Dregterland, die hij maakte in opdracht van het waterschap. De eerste druk verscheen kort na zijn dood in 1723, de tweede druk in 1743 en de derde (tevens laatste) in 1775.

In het boek van Piet Boon Tussen Hondenhemel en Munnickay met schetsen uit de geschiedenis van Hem, Oosterleek, Venhuizen en Wijdenes, wordt een heel hoofdstuk gewijd aan Govert Maartensz Oostwoud. Voor meer details over Govert Maartensz Oostwoud en zijn benoeming tot schoolmeester: zie een merkwaardige schoolmeesterbenoeming alsmede een levensbeschrijving geschreven door Harmanus Ormel, Schoolmeester te Oostzaandam maar gesteld in de ik vorm als Jacob, de jongste zoon van Govert Maartensz Oostwoud. De tekst kreeg hij “uyt handen van Govert Oostwoud zijnde de zoon van Jacob Oostwoud”. Deze Jacob was schoolmeester en mathematicus in Oostzaandam. In 1718 komt Govert in opspraak door het toedoen van zijn zoon Maarten. De dominee vermeldt op 8 april van dat jaar het voorval in het lidmatenboek: schoolmeester Govert Maartensz voor de vroetschap ontbooden door de boode weegens een schandelijkheid gepleegd door zijn zoon Maarten, die in zijne plaatse school hield aan een meisje van de voornoemde boode in 't gemelde school. Een Fransman is medepligtig geweest en was kostganger van mr. Govert. Na gedane onderzoekinge werd de aangeklaagde schuldig geoordeeld en ernstiglijk bestraft. Het Westfries Archief publiceerde dit voorval in een nieuwsbericht Schelmenstreken op school.

Ook de Historische Vereniging Suyder Cogge heeft veel aandacht besteed aan Govert Maartensz Oostwoud. In het jaarboek 2011 van deze vereniging verscheen een verhaal over het leven van Govert onder de titel Van Oostwoud naar Hem. Op de omslag van dit boek werd zijn kaart van Drechterland uit 1723 afgedrukt.

Op 25 mei 2012 werd bij de Hemmer Kerktoren een blijvende herinnering aan Govert Maartensz Oostwoud gerealiseerd door het plaatsen van een informatiepaneel. De onthulling werd verricht door mevr. Luzette Waagenaar-Kroon, wethouder Kunst & Cultuur van de Gemeente Drechterland. In Hoorn is een straat naar hem vernoemd: het Govert Oostwoudpad in de wijk Bangert en Oosterpolder.

Reinouwtje Goverts Aker kwam uit een familie van schoolmeesters. Haar grootvader Jacob Jansz Aker was onderwijzer in Oosterleek, Hem en de Wormer. Haar vader Govert Jacobsz Aker was onderwijzer in Scharwoude, Westwoud en Landsmeer. Ook twee broers van haar vader waren onderwijzer. Jan Jacobsz Aker in Scharwoude en Heemskerk en Klaas Jacobs Aker in Scharwoude, Oudendijk en Diemen. Haar broer Pieter Govertsz Aker tenslotte was schoolmeester, armen voogd, ontvanger en secretaris van de gemeente alsmede belasting gaarder in Hauwert. Het waren allen kunstenaars in het schoonschrijven en sy waren de schryf konst maghtig zoals in een akte werd vermeld. Van Govert Jacobsz Aker zijn enkele geschriften uit 1767 bewaard gebleven die hij schreef aan zijn vriend en collega Pieter Brouwer. De brieven en gedichten getuigen van een strenge godsvruchtige levenshouding die hij Pieter Brouwer bij herhaling en uitvoerig voorhoudt. De geschriften die Pieter Brouwer aan Govert schreef zijn helaas niet bewaard gebleven.

Van Gerrit Lukken is bekend dat hij gekeurd was voor militaire dienst:

Nationale Militie. Provincie Noord-Holland. Certificaat

De commissaris des Konings in de Provincie Noord-Holland, verklaart dat Gerrit Lukken geboren te Oostzaan den 28 october 1825, van beroep landbouwer, Zoon van Jan Lukken en van Klaartje Derlagen, van beroep kleerenmaakster, wonende te Oostzaan, binnen de gemeente van Oostzaan voor de Nationale Militie is ingeschreven; dat aan hem bij de loting is ten deele gevallen het nummer 19, en dat hij vervolgens door den Militie-Raad, zitting gehouden hebbende te Haarlem, uithoofde van broederdienst volbracht; finaal is vrijgesteld.
Signalement. Lengte 1 El 7 Pm. 6 Dm. / St.
Aangezigt rond     Kin  Rond
Oogen blaauw.     Wenkbraauwen idem
Mond idem                       Merkbare Teekenen id.
Neus gewoon
Gegeven te Haarlem den 22 november 1860.

Gerrit Lukken was arbeider, landbouwer en melkverkoper. Hij heeft de grondslag gelegd voor de latere eierhandel Lukken, een naam die bijna een eeuw lang verbonden is geweest met Oostzaan. Gerrit was samen met zijn zwager Willem Kwak begonnen met een eierhandel, die later een van de voornaamste bedrijven werd in Oostzaan en omstreken. De eierhandel begon als nevenbedrijf bij het uitventen van melk. De boeren uit Oostzaan waren gewoon de melk in Amsterdam direct huis aan huis te verkopen. Soms gingen dan ook eieren en kippen voor de verkoop mee.

Veel Oostzaanse boeren waren aan het eind van de negentiende eeuw veehouder en melkboer tegelijk. De melk die zij ’s ochtends molken, brachten ze lopend naar Amsterdam om het daar langs de deuren uit te venten. Lopend met een juk op de schouders met twee melkemmers van 25 liter. Bovenop de melk dreef dan een houten deksel om het klotsen van de melk tegen te gaan. In 1869 werd voor de eerste keer een fiets gemaakt waarbij het achterwiel met trappers en een ketting werd aangedreven. Vanaf die tijd groeide het gebruik van de fiets als transportmiddel, maar paard en wagen voor de kapitaalkrachtigen en de hondenkar voor de mindere lieden bleven nog lange tijd belangrijke vervoermiddelen.

Oostzaan heeft altijd een unieke plaats ingenomen bij de Amsterdamse melkvoorziening. Normaal kregen de koeien in het voorjaar hun kalfjes en de meeste melk werd dan ook in de zomermaanden geproduceerd. Dan liepen de koeien in de weide en kon de melk goedkoop geproduceerd worden. Maar de Amsterdammers wilden ook in de wintermaanden melk drinken. Omdat dan het aanbod van melk laag was, steeg de prijs ervan ’s winters flink. Voor veel Oostzaanse boeren was dat de reden om zich te specialiseren op de productie van wintermelk. Dan konden zij de meeste winst maken. Alleen ’s winters stonden de koeien op stal en moest men de koeien voeren met hooi en krachtvoer. En ook daarvoor had men in Oostzaan een oplossing gevonden. In de Zaanstreek stonden in de negentiende eeuw honderden windmolens die lijnolie produceerden. En het afvalproduct daarbij, de lijnoliekoeken, kon als goede en goedkope krachtvoer gebruikt worden. Daarnaast leverden de Zaanse en Oostzaanse stijfselmakerijen een bruikbaar afvalproduct: de zemelen en de drank (de restanten van het productiewater). Met grote schuiten werden die producten vanuit de stijfselmakerijen naar de boerenbedrijven gevaren. Zo konden de Oostzaanse boeren met behulp van de Zaanse afvalproducten de hoogste prijzen voor hun melk in Amsterdam behalen.

Het ging Gerrit goed met zijn handel en hij kocht een stuk grond in de Kerkbuurt waarop hij een huis liet bouwen, waar uiteindelijk vier generaties zouden wonen. Het oorspronkelijke huis is echter gesloopt en vervangen door een bungalow van Gerrit Lukken (1895-1966) en Hillagonda Taams (1895-1987). De grond werd in 1872 door Gerrit Lukken (1825-1897) gekocht zoals blijkt uit een akte waarvan hier enkele gedeelten volgen:

 

Voor Jacob Dozy, Notaris in het arrondissement Haarlem, standplaats hebbende te Zaandam, zijn verschenen: de Heren: Hendrik Brat, koopman en fabrikant en Christoffel Kater, pel- en korenmolenaar, beide wonende te Oostzaan, in qualiteit als Diaconen van de Nederduitsch Hervormde Gemeente aldoor, en alszodanig het College van Diaconen vertegenwoordigende. Die verklaarden dat het College van Diaconen voornoemd, heeft verkocht, onder belofte van vrijwaring volgens de wet, enzij Comparanten bij tegenwoordige acte in volle, vrijen en onbezwaarden eigendom afstaan en overdragen aan Gerrit Lukken, melkverkoper, wonende mede te Oostzaan, die insgelijks verschijnende, erkende te hebben gekocht en in koop aan te nemen: Eene werf, gelegen te Oostzaan in het Noordeinde, bewesten den weg, waarop door den kooper een huis met verdere getimmerten is gebouwd, op het kadaster aangeduid in Sectie D met Nummers 980 en 1221, te zamen groot dertien aren, tien centiaren. De verkoop en koop is voorts aangegaan en gesloten om en voor de som van vierhonderd gulden, die de verkooper erkent van den kooper te hebben ontvangen.

Geregistreerd te Zaandam den zestienden Julij 1800 twee en zeventig, deel 83, blad 98, recto vak 4, een blad, geen renvooi. – ontvangen voor regt ƒ 16,00, voor 38 opcenten ƒ 6,08, te zamen twee en twintig gulden acht centen. De ontvanger (geteekend:) Langeveld.

In 1872 werd Gerrit ook veroordeeld wegens een illegaal handeltje tot "eenen boete van 23,64 met verbeurde van gevangenisstraf van één dag. De beklaagde worde schuldig verklaard aan het hem bij dagvaarding te laste gelegde, daarstellend ontduiking der plaatselijke belasting te Oostzaan. De beklaagde heeft den 23 September jongstleden in een schuitje een hoeveelheid van 298½ kilogram gebeuld tarwemeel ingevoerd, gepakt in 6 zakken, welk meel zich niet laat gedekken door een kwitantie aan betaalde plaatselijke belasting." Het heeft het succes van de eierhandel echter niet in de weg gestaan.

Generatie 3: Gerrit Lukken (1872 - 1931)

Drie kinderen van Gerrit (1825-1897) nl. Gerrit, Jacob en Hendrik gingen gedeeltelijk op zich zelf door met het venten van eieren. Zoon Gerrit Lukken (1872 - 1931) heeft later het bedrijf van zijn broer Jacob (1865 - 1919) overgenomen, terwijl zijn andere broer Hendrik (1878 - 1964) bij hem in dienst is getreden. Bijna alle zonen van de drie broers hebben in de eierhandel gewerkt.

Een samenvatting van de geschiedenis van dit familiebedrijf is vermeld in het maandblad voor de eiersector ”De Bedrijfspluimveehouder” nr. 20, jaargang 1966, waaraan het volgende is ontleend:

In 1885 liep een dertienjarige jongen op zijn klompen van Oostzaan naar Amsterdam om daar aan de deur uit een mandje wat eitjes en kippen te verkopen. Zo begon Gerrit Lukken zelfstandig zaken te doen. Hij kocht zijn eieren en kippen soms ook boter bij de boeren in Oostzaan en pakte zo zijn eenmanszaak aan. De handel in verse eieren speelde zich hoofdzakelijk af in het voorjaar en de zomer, omdat door de pluimveestapel in de wintermaanden eenvoudig niet voldoende werd geproduceerd. De eieren, die ’s zomers overbleven, werden in het bedrijf in putten geconserveerd en zo vond er ’s winters een handel plaats in zogenaamde kalkeieren.

Gerrit is in 1894 getrouwd met Hillegonda Taams uit Oostzaan. Zij is een dochter van Klaas Taams en Trijntje Keijzer. Het echtpaar krijgt twee kinderen, Gerrit geboren in 1895 die later ook met een Hillegonda Taams, dochter van Dirk Taams en Aaltje Bindt, zou trouwen, en Trijntje geboren in 1897 die in 1922 met Jan Heijn uit Oostzaan trouwde. Deze Jan Heijn was de zoon van Gerrit Heijn en Elisabeth Korsen. Zijn vader was een broer van Albert Heijn, de naamgever van het bekende kruideniersbedrijf.

Broer Willem Lukken zag kennelijk geen brood in de eierhandel want hij werd zeeman. Hij trouwde, oud 51 jaar, in 1925 in België met Maria Ludovica van Gompel, weduwe van Henricus Wouters. Willem is in 1934 tijdens een reis met het stoomschip "westerland" op zee overleden.

Broer Jacob Lukken was getrouwd met Maartje Dil uit Landsmeer. Hun dochter Rijnouwje zou later enkele herinneringen aan de familie opschrijven:

Vader is met zijn zuster Klaartje naar Duitsland geweest. Zij zouden worden afgehaald door een vigilante en toen ze er aankwamen met de trein stond er z’n echte boerenwagen, eentje waar ze hooi opladen. Het was er erg bosrijk, want ze werden overvallen in het bos door een donderbui en toen moest vader Klaartje haar witte jurk vasthouden anders konden ze elkander niet meer zien, zo dik bebost was het. Ook groeiden er langs de weg naar het dorp overal vruchtbomen en toen vader er een pruim afplukte vond hij die erg lekker en zei tegen die neven die bij hem waren “neem er ook een, ze zijn goed. Maar hij kreeg ten antwoord “Het hoort niet bij ons”. Vader zei toen wat waren die pruimen bitter. Vader sprak goed Duits en Engels. Het waren echte boeren, koeien, schapen, geiten, kippen, etc. Alles liep los en de keuken was een kleine bakkerij. De oven was er in de muur, net als de ouderwetse houtovens in Holland.

Frans Lucken (zij gebruikt Lukken en Lucken door elkaar) ging onder dienst om een remplacent te kopen. Dat kostte in die tijd ƒ 300 maar hij wilde, zo zei hij tegen zijn vader, dat zelf verdienen door een jaar in dienst te gaan. Maar dat heeft hem 10 jaar gekost want hij werd krijgsgevangen genomen en heeft 10 jaar als krijgsgevangene in Frankrijk gezeten.

Wie die Frans Lucken of Lukken is geweest is niet bekend. Wel is Hendrik Lukken (1810-1886) vele jaren in dienst geweest maar hij is daarna in Oostzaan is teruggekeerd. Hoewel haar oom Hendrik Lukken (1878-1964) eens gezegd heeft dat zijn oom Hein in de oorlog was gedeserteerd en nooit meer is teruggekomen, is Hendrik Lukken (1810-1886) in 1886 in Oostzaan op het Zuideinde overleden.

Gerrit werkte ondertussen aan verdere uitbreiding van zijn bedrijf. Wat was begonnen als een eenvoudige eenmanszaak voor de locale handel groeide al spoedig uit tot een importbedrijf met eieren uit Polen, Rusland, Estland en Argentië. Dit klinkt vandaag heel gewoon, maar het was aan het einde van de 19e eeuw zeker geen alledaagse gebeurtenis dat men zover buiten het eigen land zaken deed. De handel breidde zich, zoals dat heet, gestadig uit. In luttele jaren groeide het bedrijfje uit tot een onderneming, die elk jaar groter werd en uiteindelijk uitgroeide tot een groothandel in consumptie-eieren en een moderne fabriek van eiprodukten.

Gerrit had daarbij de omstandigheden mee. Oostzaan was geleidelijk tot ontwikkeling gekomen. De kanalenwet van 1863 had ervoor gezorgd dat het IJ was ingepolderd; vervolgens werd het Noordzeekanaal gegraven, waardoor de oversteek naar Amsterdam veel gemakkelijker werd. Aansluitend was men in Oostzaan de wegen gaan verbreden en bestraten, zodat honden- en paardenkarren vrijelijk naar de gemeentegrenzen konden snellen. De Oostzaanse bevolking was ondertussen flink gestegen tot 3.200 in het jaar 1900.

Het familiebedrijf bleef daarbij door de jaren heen Oostzaan trouw, een plaats die altijd zeer nauw bij de pluimveehouderij betrokken is geweest. Ook vertrok men nimmer van de plek, waar men begonnen is. Een huis, dat in 1904 bij de fabriek werd gebouwd en waarin eerst de grootvader woonde, werd het kantoor. Het was een groot moment toen de eerste wagon eieren uit Polen binnenrolde. Dat was ook het ogenblik, waarop de oorspronkelijke eenmanszaak verdween. Er werden al spoedig medeventers in Amsterdam aangesteld. Eigenlijk is op deze wijze –heel simpel voorgesteld- de groothandel ontstaan. Nieuw personeel werd voor een groot deel uit eigen familie aangetrokken. Omstreeks 1920 ging het bedrijf zich specialiseren en liet men de kippenhandel varen. Misschien wel onder invloed van de medefirmanten die in het bedrijf kwamen, namelijk de zoon van Gerrit Lukken en de schoonzoon, Jan Heijn, neef van Albert Heijn, de grondlegger van het bekende winkelbedrijf en de vader van beide broers J. en B. Heijn die later in de directie kwamen. Op 12 oktober 1932 werd de firma G. Lukken omgezet in een naamloze vennootschap.

Generatie 3: Hendrik Lukken (1878 - 1964)

Hendrik Lukken is de jongste zoon van Gerrit Lukken (1825 - 1897) en het vierde kind met de naam Hendrik; de andere drie zijn op zeer jonge leeftijd overleden. Hij is vernoemd naar zijn oom Hendrik Lukken (1810 - 1886), de oudste zoon van Jan Lukken en Geertje Molenaar. Hendrik is in 1878 geboren en begon eerst voor zich zelf met het uitventen van eieren maar is later in dienst getreden bij zijn broer Gerrit (1872-1931). Hij trouwde in 1905 op 26 jarige leeftijd met Annetje Veldhoen uit Harderwijk die hij in Amsterdam had ontmoet waar zij werkzaam was. Ten tijde van zijn huwelijk was Hendrik koffiebrander van beroep. Annetje Veldhoen kwam uit een echte Veluwse familie met vertakkingen naar de families Hup, van Doesburg, Hutten, Leusink, van de Schuur, Kloek, Greve, Hulleman en Hagedoorn die woonachtig waren in dorpen zoals Doornspijk, Ermelo, Oldebroek, Oosterwolde, Nunspeet en Elburg op de Veluwe. De lijn Veldhoen gaat terug tot Jan Harmsz Veldhoen die in 1736 te Doornspijk werd geboren als zoon van Harmen Reins Veldhoen en Grietjen Hendriks. Volgens de Nederlands Familienamen Databank laat zijn zoon Harmen Jansen Velthoen (48j.) bij de naamsaanneming te Oostendorp, gemeente Elburg, in 1812 de familienaam Velthoen registreren. De Veldhoenders is van oorsprong een streeknaam ontleend aan 'een seecker huys alwaer uithangt de drij velthoenderen' (1678). De Drie Veldhoenders was in Oostendorp een bekende herberg [Historie van Oostendorp, Elburg 2001, p 12, 22]. Velthoen werd later Veldhoen. Harmen Jansen Veldhoen had een huis en hof met de naam "de Veldhoenderen" welke hij van zijn schoonvader Jan Willems had verkregen.

De eerste jaren woonden Hendrik en Annetje in Amsterdam waar 3 kinderen werden geboren. Later verhuisden zij naar Oostzaan waar nog 4 kinderen werden geboren. Op latere leeftijd heeft hij met vrouw en zoon Henk een tijd gewoond in het pand Kerkbuurt 27-29 waar het kantoor was gevestigd van de heer van Ruiven, die er kantoor hield voor administraties en makelaardij, maar ook verwierf hij het spaaragentschap van de Middenstandsbank.

In Oostzaan maakte Hendrik mee dat in de nacht van 13 op 14 januari 1916 de Zuiderzeedijk tijdens een hevige storm op verschillende plaatsen doorbrak. Door de gaten in de dijk bij Katwoude en Zuiderwoude stroomde het water in grote hoeveelheden naar binnen en zo kwam een groot deel van de regio waaronder Oostzaan blank te staan. De Zuiderzee was toen nog een binnenzee waar het behoorlijk kon spoken. In de weken voor de ramp had het extreem veel geregeld en hadden de temperaturen ver boven het normale gemiddelde gelegen. Daardoor waren de zeedijken doorweekt en papperig en was het weerstandsvermogen danig verlaagd. De flinke storm deed daarna de rest.

Door dit versnipperde beheer zouden de dijken niet goed onderhouden zijn, hoewel er ook andere geluiden waren die stelden dat de waterschappen geen schuld aan de ramp hadden. Het zou ook een gevolg kunnen zijn van ongunstige weersomstandigheden en harde storm. Op dat moment hielden 331 gereglementeerde en ongereglementeerde waterschapjes zich met het water- en dijkbeheer bezig. Een aantal bestuurders grepen echter de kans om voor schaalvergroting te kunnen pleiten. En in 1920 ging dan ook het Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noorderkwartier van start. Thans bestaat er nog maar één waterschap in Noord-Holland boven het Noordzeekanaal: het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Alle 331 waterschappen uit 1916 zijn in de loop van de tijd opgegaan in een groter geheel. Een grote verbetering werd in 1932 bereikt met de aanleg van de afsluitdijk waardoor de Zuiderzee een binnenwater werd onder de naam IJsselmeer. De afsluitdijk is 32 km lang, 90 meter breed en 8 meter hoog.

Het bedrijf van zijn broer Gerrit, waar hij werkzaam was, had zich ondanks de economische depressie voorspoedig ontwikkeld maar tijdens de tweede wereldoorlog stond de Eierhandel Lukken voor 95% stil. Er waren nog maar drie knechten in dienst. In 1945 begon men weer met frisse moed. Men stond voor de opgave een geheel nieuwe afzet van het bedrijf op te bouwen. Men slaagde daarin en heeft tegelijkertijd een nieuwe opzet van het bedrijf gerealiseerd. Begonnen werd met een auto, die ondergedoken was geweest achter stro; het was een waardevol bezit voor het bedrijf. Via het reizen te voet en de hondekar bij paard en wagen aangeland betekende de auto een grote stap voorwaarts. Onmiddellijk na de oorlog werd het contact met de binnenlandse relaties en die in het buitenland hersteld. Er werd met vereende krachten gewerkt om een sterke binnenlandse positie op te bouwen, die boven alles voorrang kreeg. De belangrijkste poot van de export, Engeland, viel weg door Engelse regeringsmaatregelen. In Duitsland gold ook een systeem van contingentering. In het kader van het handelscontract met dit land werden contingenteringen van anderen opgekocht, vaak voor grote bedragen, soms wel 6 cent per ei. Zo werd met kunst- en vliegwerk het nieuwe afzetgebied West-Duitsland opgebouwd.

In die jaren begon men ook sterk te denken aan plannen voor de fabricage van eiprodukten. Deze nam in 1948 een heel bescheiden aanvang in een daarvoor omgebouwde paardestal van de grootvader van de heren Heijn. Steeds meer kwam na de oorlog de noodzaak tot mechanisering om de hoek kijken. Het besluit daartoe, genomen in de jaren 1950/52, en de eerste daadwerkelijke mechanisering betekende een revolutie omdat tot die dag alle arbeid met mankracht werd verricht. In 1954 kwam de eerste eierbreekmachine, die geheel in eigen regie, met eigen mensen en naar eigen inzichten ontworpen en gebouwd was. In 1960 werd een nieuwe afdeling gebouwd voor opslag van gesorteerde consumptie-eieren en plaatsing van een bijna volautomatische 4-eieren breekmachine. In 1962 gevolgd door de bouw van een nieuw pand voor de eiproduktenfabriek alsmede een nieuw bedrijfslaboratorium en een uitbreiding van de eierbreekmachines van 4 rijen tot 10 rijen. En zo ging het door. Ook werden er de eerste twee volautomatische eiersorteermachines bij het bedrijf geïnstalleerd.

Rond 1990 ontstond binnen de familie een opvolgingsprobleem en werd het bedrijf verkocht en meteen verplaatst van Oostzaan naar Schijndel en later naar Boxtel. De naam werd gewijzigd in Roveco Lukken B.V. Het bedrijf heeft de activiteiten in Boxtel eind 2008 gestaakt.

Generatie 4: Alida Anna Lukken (1918 - 2009)

Zij is in 1918 geboren als de tweede dochter en het zesde kind van Hendrik Lukken en Annetje Veldhoen. Alie volgde de lagere school in Oostzaan en daarna de openbare ULO in Zaandam. Vervolgens vertrok zij naar Jisp waar zij per 1 mei 1936 als dienstbode ging werken bij P.H. Wayboer, Dorpsstraat 77. Op 2 februari 1937 keerde ze vandaar terug naar het ouderlijk huis in de Kerkbuurt 178 te Oostzaan. Daar bleef ze tot haar huwelijk in 1940 met Cornelis Beers die geboren was in de Beemster maar opgegroeid in het dorp De Rijp. Hij was werkzaam als slagersknecht bij slager Herman Schoen op de Zuiddijk in Zaandam. Cornelis was bij zijn eigen familie bekend als Cor maar bij Alie en de Lukken familie als Kees. De familie Beers is beschreven in een apart verhaal.

Alie had één zus Reinouwje en 5 broers die allen in Oostzaan of directe omgeving woonachtig waren. Haar zus is in 2014 overleden, oud 101 jaar. Haar broers zijn allen eerder overleden. Alie heeft geen affiniteit met de Eierhandel Lukken; wel hebben enige van haar broers daar nog gewerkt. Haar broer Gerrit vierde in 1971 zelfs zijn 40-jarig jubileum bij het bedrijf en was vele jaren chef van de sorteerderij. Alie woonde na haar huwelijk in de Kerkstraat op no. 26, het voormalige Weerpad, en na 1947 aan het Zuideinde. Het huis op nummer 343 had toen in de voorgevel nog een zwart geverfd steentje om de hoogte aan te geven die de waterstand had bereikt bij de grote overstroming van 1916. In Oostzaan zijn 7 kinderen geboren. In 1957 verhuisde het gezin naar Hoorn waar echtgenoot Kees, die sinds 1945 werkzaam was bij de RVS, als inspecteur was benoemd. In Hoorn werd het gezin uitgebreid met de jongste zoon Jos. Alie verhuisde op latere leeftijd naar een verzorgingstehuis in Blokker waar zij in 2009 op 91 jarige leeftijd is overleden. Zij is op het RK kerkhof aan de Drieboomlaan in Hoorn begraven.

In 1950 had Oostzaan al 4.500 inwoners. Er was veehouderij waaronder ook pluimvee, maar veel inwoners werkten als arbeider in Zaandam of Amsterdam. De groenteboer en bakker kwamen nog met kar en waren langs de huizen. Zo ook de schillenboer om de restanten op te halen. In de jaren zestig veranderde het dorp en werden grote delen van de gemeente geannexeerd door Amsterdam voor de verdere uitbreiding van woongebieden in de huidige Molenwijk en Oostzanerwerf die omsloten worden door de nieuwe ringweg A10. Ondanks het kleinere gebied is het inwonertal uitgebreid. Oostzaan is nu het groene gebied tussen de grote gemeenten Amsterdam, Zaandam en Purmerend en telt ruim 9.000 inwoners, waarvan veel forensen. Het recreatiegebied Het Twiske is vooral voor Amsterdammers van belang.