Voorzover dat mogelijk bleek zijn de titels voorzien van een verklarende toelichting met herinneringen, afkomstig van zijn kleinkinderen Mary Beers-van Delden, Joop Halman en Robert Rojer. Helaas is dat niet bij alle titels gelukt.
De 66 composities zoals opgenomen in de bundel werden door Jacobo Palm op 79-jarige leeftijd geheel uit het hoofd opgeschreven en verzameld als tegemoetkoming aan het verzoek van zijn kleindochter Mary Beers-van Delden, maar zijn oorspronkelijk van oudere datum. Zoals toen gebruikelijk bij Curaçaose musici werden composities soms opgeschreven ten behoeve van hun eigen leerlingen en dan aangepast aan het niveau van de leerling. De partituur van deze composities werd bijvoorbeeld als verjaardagsgeschenk bedoeld en overhandigd (alsmede uiteraard ook opgedragen) aan een bepaalde leerling. Vaak had de componist voor zichzelf geen origineel bewaard. Na het verschijnen van de bundel bleek dat diverse originelen nog door ex-alumni waren bewaard. Zelden had Jacobo Palm echter een compositie twee keer op dezelfde wijze aan het papier toevertrouwd. Iedere versie was verschillend: de melodie kon in lichte mate afwijken of de linkerhand, de ritmische ondersteuning van het geheel, was bij de ene leerling lieflijk en onschuldig, terwijl diezelfde linkerhand bij een andere leerling moeilijk en opzwepend was opgeschreven. Ook de versies die Jacobo Palm rond 1950 eigenhandig speelde voor de grammafoonplatenopnames door Thomas Henriquez, verschilden in meer of mindere mate van de composities in deze bundel. In al deze variërende versies was echter één element dat nooit ontbrak: de harmonische verrassing die voor Jacobo Palm de quintessence was van iedere compositie; de listige wending die verscholen lag onder een schijnbaar rimpelloze, ongecompliceerde oppervlakte.
MARS
1: The Cupwinner; Jacobo Palm is een keer in zijn leven van het eiland Curaçao afgeweest. Hij maakte toen met vrienden een bootreisje naar Bonaire. Op de boot componeerde hij deze mars. Hij had toen zijn fluit bij zich. In het boek "Honderd jaar muziekleven op Curaçao" van R. Boskaljon wordt deze mars vermeld op pagina 100. Op een avond van de sportvereniging Sparta werd door een orkest onder leiding van Carl Fehnsohn o.a. de marsen The cupwinner en Sparta van Jacobo Palm gespeeld. In juli 1950 heeft Jacobo deze compositie gespeeld voor opname op een grammofoonplaat van het label Musika 1004B. Van de compositie is ook een stukje tekst bewaard gebleven: Sparta she won a cup again and medals too and sympathy Sparta beloved football club, God bless our Sparta club for ever.
2: Sparta; is de naam van de sportvereniging die al bij titel 1 is genoemd. De mars is gecomponeerd op verzoek van de flamboyante voetballiefhebber Arturo (Tuyo) de Jongh. Jacobo had veel te maken met Tuyo de Jongh want die was getrouwd met zijn schoonzus en woonde net als Jacobo aanvankelijk aan de Witteweg. Compositie 29 heeft ook betrekking op Arturo de Jongh. Er zijn op zijn minst vier verschillende takken op Curaçao van de familie de Jongh. Behalve met Arturo was Jacobo ook hecht bevriend met een geheel andere tak van deze familie in de personen Gilberto de Jongh (zie composities 6 en 8) en zijn broer Moshe de Jongh. Van Moshe bestaat een foto, gesigneerd met: "para mis queridísimos amigos Liza en Coco, con infinito aprecio, Moshe"..
3: Club de Gezelligheid, a W. Lampe; Club de Gezelligheid, opgericht in 1871, was een sociëteit voor welgestelde niet-joodse blanke heren op Curaçao. De joodse gemeenschap had een eigen club, de Curaçaose Sport Club (CSC). De sociëteit was vroeger gehuisvest op de eerste verdieping van het huidige Penhagebouw. Er was ook een vleugel. Jacobo heeft hier vaker een muziekuitvoering gegeven danwel musici begeleid. In Club de Gezelligheid hing een klok zonder wijzers. Onder de klok stond geschreven: "Gezellgheid kent geen tijd". Wèm Lampe was een vriend van Jacobo; hij is o.a. gevolmachtigd minister en ook waarnemend gouverneur geweest en auteur van twee boeken: "In de schaduw van de gouverneurs" en "Buiten de schaduw van de gouverneurs". In het eerste boek staat ondermeer dat ter viering van het oudjaar de piano van de Club buiten op straat werd gezet. Bekende pianisten, zoals Jacobo Palm, maar ook de andere Palms, speelden dan de sterren van de hemel terwijl het publiek meegenoot. Ook Arturo de Jongh was een prominent lid van deze Club en is daar zelfs voorzitter van geweest. In 1957 verhuisde Club de Gezelligheid van de Handelskade naar Pietermaai (achter de oude leeszaal), maar daar kwam het niet meer van de grond.
4: Kwiek; Er was in de eerste helft van twintigste eeuw op Curaçao geen vereniging of sportclub zonder een
eigen mars. Ook een dansavond op Curaçao werd steevast geopend met een mars. Kwiek is in 1937 opgericht als
sportvereniging. Aanvankelijk werd uitsluitend korfbal gespeeld, maar al spoedig werden de activiteiten uitgebreid
met voetbal, basketbal, atletiek, tennis en gymnastiek. Wedstrijden werden gespeeld tegen andere verenigingen zoals
Asiento, Van Engelen en C.S.C., met als "waardige afsluiting" van dit soort evenementen een spetterende viering en
dansavond bij een van de leden thuis. Het verzoek aan Jacobo Palm tot het schrijven van de mars voor Kwiek ging uit
van de toenmalige voorzitter, de heer Marius (Masho) Schotborgh, wiens broer, Brandts, voorzitter was van de
concurrent, de sportvereniging Van Engelen. De beide clubs hebben jaren sportief met elkaar gestreden totdat zij
uiteindelijk in 1965 besloten samen door te gaan als Sport Unie Van Engelen Kwiek (SUVEK). In het gedenkboek van de
vereniging dat in 1962 verscheen, staat als erelid o.a. vermeld de heer W.H. Jolley, een familielid van de echtgenote
van Jacobo Palm. In het gedenkboek staat ook de liedtekst vermeld waarvoor Jacobo Palm indertijd de muziek moest
schrijven: Kwiek you are dynamic, full of pep; Beloved by Young and Old; Ruling Okay the Sport World; Hello, Kwiek
keep us Happy!
5: Brion; De Brion mars is oorspronkelijk gecomponeerd als clublied voor de voetbalvereniging Brion. Pedro Luis Brion, waar de sportclub naar vernoemd werd, was een heldhaftige verdediger van Curaçao, hij was admiraal der zeemacht van Groot-Colombia en kapitein van de Nationale Garde te Curaçao. Zijn correcte naam was eigenlijk Philippe Louis Brion. In de jaren 1980 werd een vereniging opgericht ter nagedachtenis van Brion. Tijdens de oprichtingsplechtigheid werd de mars Brion van Jacobo Palm gespeeld. De aanwezigen waren verrukt en sindsdien staat deze mars op het programma bij de jaarlijkse viering van de dag van Pedro Luis Brion. Naast Jacobo Palm, hebben ook Jan Gerard Palm en Rudolf Palm een Brion mars gecomponeerd. De treurmars Brion van Jan Gerard Palm werd speciaal gecomponeerd voor de plechtige overdracht op 28 september 1881 van het stoffelijk overschot van Brion aan Venezuela.
WALS
6: Un Recuerdo, ded.: a la señorita J. de Jongh; Julie de Jongh was een hele goede vriendin van de echtgenote van Jacobo Palm. Zij overleed op jonge leeftijd. Als herinnering aan haar werd dit muziekstuk gemaakt. Het verhaal gaat dat Jacobo geïnspireerd werd door een ring die aan haar vinger flonkerde tijdens het vioolspel. Het is de enige wals van Jacobo die ingeleid wordt door een uiterst statige, in vierkwartsmaat geschreven introductie alvorens de wals in een driekwartsmaat inzet.
7: Tu Nombre, ded. a la señorita Elisa Snijders; (jouw naam) is opgedragen aan Elisa Snijders, echtgenote van Jacobo Palm die met enthousiasme kon verhalen over de periode dat hij haar het hof maakte. Hij vertelde zijn kleinkinderen dat hij in de hele vroege ochtend met zijn dwarsfluit liep naar haar huis "Villa Colombia" in de Bonairestraat. Daar onder het slaapkamerraam van Elisa speelde hij dan "Tu Nombre" tot ze ontwaakte! De eerste maten van deze wals hebben een tekst. In dit geval is dat "Elisa Snijders, mi bella dama" (Elisa Snijders, mijn schone dame). De composities van Jacobo Palm gingen vaak uit van enkele woorden die hij vrijwel nooit opschreef. Deze, meestal uiterst korte, tekst (of amper een tekst) zette dan bij hem de verbeelding in gang bij het componeren en gaf ook direkt een duidelijke structuur aan de wals. Jacobo speelde deze compositie in juli 1950 op een grammofoonplaat van het label Musika 1004A.
8: Feliz Encuentro, ded.: a G. De Jongh; opgedragen aan Gilberto de Jongh. Vroeger gingen de jongelui op zondagmiddag spelevaren in de Sint Annabaai. Uiteraard jongens en meisjes apart. Jacobo had samen met Gilberto een bootje gehuurd. Het begon te regenen en de bootjes gingen onder de Emmabrug, tussen de pontons, wachten tot het weer droog werd. Jacobo en Gilberto troffen het goed; op hun plekje onder de brug kwam ook een ander bootje met een paar mooie meisjes voor de regen schuilen. Dat werd dus een gelukkige ontmoeting. De compositie is in december 1952 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1089A) met Jacobo aan de piano.
9: Feliz Viaje; opgedragen aan M. de Marchena; Moises de Marchena (1888-1950) was de jongste zoon van Isaac de Marchena en Clara Lopez Penha. Hij ging rond 1909 naar Cuba om met zijn broer Benjamin een bedrijf in de suikerindustrie te beginnen. Hij trouwde in 1918 op Curaçao met Sarah Salas en het echtpaar vestigde zich in Havana. De Danza de los Milliones had vele speculanten en investeerders rijk gemaakt maar kwam in het begin van de jaren 1920 door de zware economische crisis na de ineenstorting van de suikerprijzen tot een abrupt einde. In 1924 was Moises al zijn geld kwijt en keerde met vrouw en kinderen terug naar Curaçao. In 1925 begon hij een bedrijf dat nu bekend staat als Moises de Marchena & Sons. Moises was muzikaal en speelde fluit. Zijn dochter Nora kreeg jarenlang pianolessen van Jacobo Palm. Op welke reis de compositie betrekking heeft is niet bekend. De wals is in december 1952 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1090A) met Jacobo aan de piano.
10: Mis Parabienes, ded.: a Alcira Bethencourt; (mijn felicitaties) is opgedragen aan Alcira Bethencourt, naar alle waarschijnlijkheid een leerlinge van Jacobo. De eerste Bethencourt op Curaçao was afkomstig van de Canarische eilanden. Hij vestigde op Curaçao een uitgeverij: Augustín Béthencourt e Hijos, die de meest prestigieuze werd van geheel Latijns-Amerika. Dit was in de zogenaamde Spaanse Periode van de Curaçaose geschiedenis toen het Spaans gold als de taal van de hogere stand (vanaf 1860 tot de komst van de Shell in 1917). Ook het beroemde muzikaal-literaire tijdschrift "Notas y Letras" (noten en letters) werd uitgebracht door Bethencourt e Hijos. Jan Gerard Palm zat in de redactie. De familie Bethencourt woonde in de Bonairestraat. Dat vrijwel alle titels van de composities van Jacobo in het Spaans staan, is eveneens een uitvloeisel van de Spaanse periode.
11: Doce de Mayo; al amigo C. Suarez Deze driedelige wals (de twaalfde mei) heeft Jacobo Palm opgedragen aan zijn vriend C. Suarez .
12: Primero de Octubre, ded.: a la señorita Ch. Capriles; Jacobo werd op een avond aangeklampt door een vriend die hem meenam naar het huis van zijn verloofde aan het Brionplein. Tussen de gasten moest hij met pen en papier voor haar gaan zitten en een wals schrijven ter gelegenheid van haar verjaardag op die datum. In het tweede deel van de wals ligt een "tekst" verscholen in de vierde tot en met de zevende maat van dat deel: "Es tan bonita, es muy hermosa" (=ze is zo mooi, ze is heel schoon). De maten met de geheime tekst vormen het muzikale hoogtepunt van de wals. Op het oorspronkelijke manuscript staat de aantekening "la compuse, viendo a Chatica Capriles" (ik heb dit gecomponeerd terwijl ik keek naar Chatica Capriles). In juli 1950 is deze compositie op een grammofoonplaat (Musika 1005A) uitgebracht met Jacobo aan de piano.
13: EIsa Maria, a mi primogénita; deze wals heeft Jacobo Palm in 1912 gecomponeerd bij de geboorte van zijn eerste kind, Elsa Maria. In het tweede deel van deze drie-delige wals is zeer duidelijk hoorbaar (voor degene die het eenmaal weet): "Elsa Maria, mi hija y mi amor". Jacobo liet geen gelegenheid voorbijgaan om te getuigen van zijn extreme bewondering voor de schoonheid van het zogenaamde "verminderd septiem akkoord" (hij gebruikte de Spaanse term, "séptima disminuída"). De welluidendheid van dit akkoord wordt veroorzaakt doordat de afstand tussen de samenstellende noten van het akkoord, steeds dezelfde is, namelijk 1½ toon. In deze wals komt drie keer achter elkaar hetzelfde verminderd septiem akkoord voor, terwijl haar naam genoemd wordt (althans de eerste drie lettergrepen; el -sa- ma). Dit zijn de dertiende en veertiende maat van het tweede deel. Deze compositie is in december 1952 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1088B) met Jacobo aan de piano.
14: Isaac de Windt; Isaac de Windt speelde met Jacobo viool. Hij was de oudste broer van de gebroeders De Windt, eigenaars van de bekende kledingzaak La Moda de París in de Consciëntiesteeg, destijds de chicste stoffenzaak van het hele eiland. De wals heeft Jacobo gecomponeerd op verzoek van de echtgenote van Isaac de Windt ter gelegenheid van Isaac's verjaardag. Dit valt te concluderen op basis van de gevonden tekst geschreven bij de intro van deze wals: Isaac de Windt mi buen esposo; Mis parabienes para ti. Que Dios dé salud y gloria, es el deseo de mi corazòn.
15: Perdonar y Olvidar; deze wals is door Jacobo rond 1905 op 17-jarige leeftijd gecomponeerd. zie ook compositie no. 17. De wals betreft een jeugdige, kortstondige verliefdheid van Jacobo. Hij schrijft hier zelf over: M.I. (de initialen van het bewuste meisje) was een echte schoonheid en erg toegenegen, maar toch een iets te grote flirt naar de andere heren.
16: Recordándote, (terwijl ik je gedenk); is de titel die bij het samenstellen van het boek op verzoek van Jacobo in de plaats kwam van de naam "Bo'n por toké" (je kunt dit niet spelen). De oorspronkelijke titel was bedoeld als een plagerijtje richting de pianist Rudolph (Dòdò) Palm omdat hij volgens de overlevering moeite had deze wals te spelen. Het moeilijkste van deze wals is met name het eerste deel met zijn enorme sprongen in de partij van de rechterhand en niet zozeer het derde deel waar een soort refrein telkens terugkeert als vast melodisch motief (de maten 3 plus 4, vervolgens 7 plus 8, daarna 11 plus 12 van het derde deel). De woorden Bo'n por toké waren geknipt voor die muziek.
17: Las Quejas de un mártir; eveneens door Jacobo gecomponeerd op 17-jarige leeftijd. Volgens zijn aantekeningen componeerde hij eerst "Perdonar y Olvidar" en daarna "Las Quejas de un mártir".
18: Mis Felicitaciones
19: Salud y Gloria
20: Notas Complacientes; dit zijn muzieknoten die elkaar goed aanvullen.
21: Clavel y Nardo
22: Victoria
23: Sint Nicolaas is jarig; in deze compositie frappeert de combinatie d en dis in de tiende maat van het tweede deel maar is bewust daar opgeschreven. Het met ondeugend genoegen balanceren op de rand van het harmonische toelaatbare door het experimenteren met een dissonant werd rond de overgang naar de twintigste eeuw door Curaçaose musici wel meer toegepast, zij het schuchter en schoorvoetend.
24: Adiós Querida, (vaarwel, geliefde); maakte Jacobo toen het koor van Santa Ana bij wijze van excursie een boottrip zou maken naar Bonaire. Anticiperend op de grote sprong over het water naar het zuster-eiland, maakte hij de wals voor zijn vrouw. Bij de opening is te horen dat de tekst van de titel gebruikt wordt in de eerste maten. De reis ging overigens niet door. Jacobo is maar een keer van het eiland af geweest. In de jaren dertig stelde de violoncellist Bogumil Sykora hem voor om zijn vaste begeleider te worden, hetgeen zou impliceren dat hij voortdurend in tal van verre landen op tournée zou zijn. Na ampele overweging heeft Jacobo dit afgewezen omdat hij bij zijn gezin wilde zijn. In muzieklexicons van de jaren 20 en 30 van de twintigste eeuw wordt de rus Sykora inderdaad genoemd als de meest fameuze cellist van die tijd. Hij heeft Curaçao meerdere malen bezocht. Op 7 september 1924 gaf hij op het eiland een concert, begeleid door Jacobo Palm. In juli 1950 is deze compositie op een grammofoonplaat (Musika 1006A) uitgebracht met Jacobo aan de piano.
25: La Tristeza de la soledad, (De treurnis van de eenzaamheid); Toen Jacobo deze wals componeerde noemde hij die "La alegria de la soledad" oftewel de vreugde van de eenzaamheid, maar zijn vrouw vond dat maar niks en vroeg hem of hij het wel zo prettig vond om alleen te zijn, zodat Jacobo de titel maar veranderde. Deze compositie is in 1951 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1066B) met Jacobo aan de piano.
26: Biba Pomerón
27: Tierna Sonrisa, (tedere glimlach); deze wals componeerde Jacobo Palm net als nummer 61 "La Inocencia" in 1914 voor zijn dochter Irma Rojer-Palm. Als baby had zij een liefelijke glimlach. Dit inspireerde hem tot het componeren van deze wals. Zij werd later een bekende vioolspeelster en zat als eerste violiste aan de zijde van Jacobo in het Curaçaos Philarmonisch Orkest onder leiding van Rudolph Boskaljon. Het verhaal gaat dat ze haar echtgenoot, Elsio Rojer, eens toevertrouwde dat ze tijdens het vioolspelen alles en iedereen (dus ook hem) vergat; toen mocht ze niet meer. Jacobo speelt deze compositie op een grammofoonplaat van het label Musika (1007B), uitgebracht in juli 1950.
28: La Jeunesse
29: Mis Palabras, (mijn woorden); deze compositie heeft betrekking op Arturo (Tuyo) de Jongh die soms meer tijd doorbracht bij zijn moeder op het Pietermaai dan bij zijn echtgenote Leonora Snijders aan de Witteweg. Jacobo noemde de Witteweg altijd seru di Otrobanda. Het tweede deel van deze wals begint dan met de tekst: "ay, shon Tuyo, ay shon Tuyo, ay shon Tuyo, den skóchi di mamaya, ban na seru, ban na seru..... Tuyo was eigenaar van De Jongh's Haberdashery, gevestigd onder het Hotel Americano aan het Brionplein. Hij is verschillende keren failliet gegaan. Tuyo liet zich overigens niet gauw ontmoedigen door zulke tegenslagen. Vrouwe Fortuna kon nooit lang boos zijn op hem en lachte hem prompt weer toe. Tuyo heeft meerdere malen de hoofdprijs gewonnen in de loterij. Dit moet ongelofelijk geweest omdat het patroon zich zo vaak herhaalde. Tuyo leefde op grote voet; hij was de eerste eigenaar van een auto in Otrobanda en ook de eerste eigenaar van een bad met waterleiding.
30: Azucenas, (witte lelies); er bestaat ook een handgeschreven partituur van Jacobo waar deze wals de titel draagt "Myosotis" (vergeet mij niet) i.p.v. "Azucenas".
31: Corazón en la mano (onvoorwaardelijk liefhebben); een tweedelige wals, deze compositie is in december 1952 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1088A) met Jacobo aan de piano.
32: Ecos del Baile;
33: El Cuartista Alegre, (de vrolijke cuarto speler); de eerste 4 noten van de wals (la re fis si) zijn de noten waarmee iedere cuarta-speler zijn instrument stemt. Op de Antillen noemen alle cuarta-spelers dit "Kalín tin piéw" (Kalien heeft vlooien). "Kalín tin piéw' is dus de tekst bij de eerste 4 noten van deze wals.
34: Lieja, (Luik); Deze wals is gecomponeerd voor een van zijn leerlingen, die uit België afkomstig was. Omdat het onderwijs in vreemde talen, waaronder ook het Frans, op Habaai zo belangrijk was, had de Congregatie van Mariadal (de zusters van Roosendaal), die ook in België verschillende kloosters had, gezorgd voor flink wat Belgische soeurs. Aanleiding was het moedig standhouden van de Belgen tegen de Duitsers bij de stad Luik gedurende de eerste wereldoorlog. De hele wereld leefde mee met het bombardement vanaf één kant van de rivier de Maas door het enorm zware kanon Dikke Bertha, zo genoemd naar de dochter van de fabrikant Krupp. In juli 1950 is deze compositie op een grammofoonplaat (Musika 1007A) uitgebracht met Jacobo aan de piano.
35: Alegría
36: A Bertica ; is opgedragen aan Bertica Hart en gecomponeerd naar aanleiding van haar 15e verjaardag. Zij is de dochter van Laura M. Hart-Pijpers, die intensief muziekles van Jacobo had gekregen toen zij intern was op Habaai. Zij was erg op hem gesteld en heeft hem zo lang hij leefde trouw elk jaar op zijn verjaardig bezocht. Mevrouw Hart had een radioprogramma voor de jeugd bij Curom op zaterdagmiddag. Zij was ook organiste en koorleidster in de kerk van Coromoto.
37: Mi Consuelo
38: La Sinceridad
39: La Simpática
MAZURKA
40: Qué Linda (wat een schoonheid!); Jacobo speelt deze compositie op de grammofoonplaat Musika 1006B, uitgebracht in juli 1950.
41: Recuerdos; deze compositie is in december 1952 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1089B) met Jacobo aan de piano.
42: Lindos Pasos (mooie stapjes); gecomponeerd vanwege de eerste stappen van zijn kinderen.
43: Gentileza; deze compositie is in 1951 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1048B) met Jacobo aan de piano.
44: Qué Brío
45: Morning greetings; opgedragen aan de leerlingen van het internaat Colegio del Sagrado Corazón Habaai van de zusters Roosendaal. Aan Bram Capello vertrouwde Jacobo Palm eens toe dat hij deze mazurka had geschreven omdat hij gecharmeerd was van de frisse zeepgeur bij de meisjes van Habaai die ingeroosterd stonden voor de eerste ochtendles. Bij Jacobo moet men de redenering altijd even voortzetten, want hij bedoelde vaak iets dat hij niet zei. Hier is waarschijnlijk dat de leerlingen die hij later in de ochtend in zijn klas kreeg, niet roken naar frisse zeepgeur.
DANZA
46: Qué me Importa; de danza komt van "countrydance" (Engeland) en werd in Frankrijk overgenomen als "contredanse" die als zodanig geëxporteerd werd naar Saint Domingue (thans Haiti). Tijdens de grote Haitiaanse revolutie in 1792 namen vluchtende Fransen de contredanse mee naar de provincie Oriente in Cuba, waar de contredanse door toevoeging van een of meer extra delen evolueerde tot "danza". De danza heeft in de Caribische landen niet altijd dezelfde inhoud. De Curaçaose danza is sterk gelieerd aan de danza uit Puerto Rico en aan de dans die in Venezuela "Merengue" heet. Zoals de Curaçaose wals getypeerd wordt door een rijkdom aan harmonische variaties, wordt de danza gekenmerkt door een grote verscheidenheid van ritmes. De Curaçaose danza heeft drie delen. Elk deel heeft een ander ritme. Het eerste deel, op Curaçao chaîne genoemd maar op Puerto Rico de paseo, heeft een heel simpel ritme. Daarop volgt het tweede deel met een geheel ander, veel exotischer ritme en ten slotte het derde deel dat sterk verwant is aan de 19de eeuwse tumba. Deze compositie is in 1951 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1051B) met Jacobo aan de piano.
47: Ave de paso; al in 1929 op de plaat opgenomen, vertolkt door het Orquesta de L. Belasco en in juli 1950 opnieuw op een grammofoonplaat (Musika 1005B) uitgebracht met Jacobo aan de piano. Het eerste deel van deze compositie eindigt net als elke chaine met een dominant septiem accoord, bedoeld om de dansers de gelegenheid te geven een diepe buiging naar elkaar toe te maken alvorens het tweede deel in gang wordt gezet. Het tweede deel heeft een karakteristiek romantisch ritme met een duidelijk iberische invloed. Het derde deel is, zoals gezegd, verwant aan de tumba.
48: Rufo; Deze compositie heeft Jacobo Palm op verzoek van zijn vriend Thomas Henriquez gemaakt als eerbetoon aan de Arubaanse componist Rufo Wever. Rufo Wever had net een auto-ongeluk gehad waardoor hij een hand miste. De compositie is in december 1952 uitgebracht op een grammofoonplaat (Musika 1090B) met Jacobo aan de piano.
49: A su memoria; is opgedragen aan Thomas Henriquez. Hij is in 1955 jong gestorven, slechts 42 jaar oud. Thomas Henriquez woonde tegenover Jacobo in de Niewindtstraat en was een bekende zakenman en eigenaar van de "Music & Sports Store" in Otrabanda, die ook muziek opnam en hiervan 78-toeren platen op de markt bracht. Thomas Henriquez heeft ook van Jacobo Palm diverse composities opgenomen en als grammofoonplaat (merk Musika) uitgebracht. Zie o.a. het boek "Discography of music from The Netherlands Antilles & Aruba" van Tim de Wolf.
50: La Encantadora; (de betovenaarster) opgedragen aan Clarita Snijders die behalve koket ook een kunstzinnig aangelegde vrouw was en die in haar jonge jaren getalenteerde schrijnwerkers inspireerde tot het maken van fraaie meubelstukken, dichters tot het maken lofdichten en componisten tot het schrijven van walsen en mazurka's. Ook kunstschilders lieten zich door haar inspireren.
51: Elisa; is net als de nummers 7 "Tu Nombre" en 24 "Adiós Querida" opgedragen aan Elisa Snijders, echtgenote van Jacobo, die naar eigen zeggen getrouwd was met het mooiste meisje van Otrobanda. Zij was een van de vier dochters van de schoener-kapitein Christiaan Snijders, die getrouwd was met Constancia Fraai. Deze vier: Elisa, Leonora, Clarita en Constancia werden door iedereen beschouwd als notoire schoonheden. Elisa was de oudste. Zij had donkere ogen en was een sterke persoonlijkheid. Chris Engels heeft haar in het boek "Klein Venetië" genoemd als de vrouw die de rozenkrans bad terwijl ze keek naar Venezolaanse telenovela's. Leonora was getrouwd met Arturo de Jongh, genoemd bij de marsen 1 t/m 4 en bij compositie 29, Clarita en Constancia waren getrouwd met twee broers Willem en Emilio Romijn. De composities 50 en 55 hebben betrekking op Clarita.
52: La Ilusión
53: Mis Delicias
POLKA
54: Bo ke baila un polka awor ' (Wil je nu een polka dansen); De naam Polka heeft met Polen te maken en komt van het woord "Pulka" dat betrekking heeft op de danspasjes. De dans is afkomstig uit Bohemen. De Polka staat in twee/vierde maat en is vrolijk van karakter en erg levendig.
55: La Coqueta; Jacobo Palm componeerde deze wals voor zijn schoonzus Clarita Romijn-Snijders. Hij vertelde eens smakelijk dat Clarita vroeger elke middag bij hen op bezoek kwam. Al van verre kon hij haar kokette voetstappen horen aankomen. Deze polka drijft daar een beetje de spot mee. Haar echtgenoot had meer aandacht voor haar ogen en dichtte eens over haar:
Son tus ojos dos bellos luceros
Que iluminan el fondo de mi alma
Y se pregunta el alma enamorado,
Si es posible la vida sin tus ojos..!
56: Bella Boca Van deze compositie wordt verteld dat toen men Jacobo Palm eens vroeg voor wie hij deze polka had gecomponeerd hij met een beminnelijke glimlach zei: " E no tin nomber" (Ze heeft geen naam).
57: Qué Caballero; bij het drukken van het boek "Obras de Jacobo Palm" bleek deze compositie nog niet af. Jacobo heeft het manuscript toen op 92-jarige leeftijd gecompleteerd en heeft meteen als eerbetoon aan degene die de publicatie op zich had genomen deze titel er aangegeven.
TUMBA
58: Lagámi na mi Lugá
De tumba is eenvoudiger van constructie dan de wals. Zij is specifiek Curaçaos, want nergens anders ter wereld
worden er tumba's gemaakt. De tumba ontstond uit de tambu, een Afrikaanse dans die door zijn geprononceerde
erotiek niet geschikt was voor voor feesten binnen de huiselijke kring. De tumba is ook volkser dan de wals. In
de 19e eeuwse Curaçaose balzalen mochten tumba's wel gedanst worden, maar pas later op de avond als de deftige
dames zich hadden teruggetrokken. Tegenwoordig is de tumba op het eiland algemeen populair en wordt zij vooral
in de carnavalstijd met honderden tegelijk gemaakt.
59: Cantica di tambú; Jacobo is de eerste geweest om het ritme van de tambú op schrift te stellen. Hij heeft dat zeer stijlgetrouw gedaan. Niet alleen het ritme klopt overigens, maar ook de bijzondere afrikaanse melodievorming laat hij tot haar recht komen. De bekende nederlandse muziekpedagoog H. Schouten (auteur van een bekend boek over harmonieleer) bezocht Curaçao in het kader van een uitwisseling van Sticusa. Hij had op zondagochtend een theoretische discusssie met Jacobo over afrikaanse ritmen. Het werd al laat en Jacobo moest naar de hoogmis. Hij vroeg de heer Schouten om met hem mee te lopen naar Santa Anna. Terwijl ze zich naar de kerk spoedden, zagen ze op straat een paar kinderen heupwiegend dansen op muziek die uit een radio schetterde. "Kijkt u eens, meneer Schouten", zei Jacobo, "Dát is ritme".
PASILLO
60: Ecos de Alma, (weerklanken van de ziel); heeft eenzelfde achtergrond als Bo'n por toké. Eertijds kwamen de musici op zondagmiddag bijeen in het café Summergarden aan het Brionplein. Er stond daar een piano waar een enthousiast gebruik van gemaakt werd. De compositie 65 "Bill Brau Beer" was net in druk met een grote foto van Jacobo met een donkerblauwe omslag verschenen en was zeer populair op het eiland. Een sneer kon niet uitblijven. "Wat een simpele muziek", klonk het "een kind kan het spelen, ik draai er mijn hand niet voor om." Jacobo was gepikeerd en schreef voor de daaropvolgende zondag Ecos del Alma in 5 kruisen (B majeur). Ik wil je weer iets simpels laten zien, zei hij tegen Dòdò Palm, jij kunt dat zo goed spelen, vind ik. Dòdò zette zich trots aan de piano, maar aarzelde toen hij de vijf kruisen zag. Jacobo verzocht hem plaats te maken en daarmee was zijn eergevoel hersteld.
61: La Inocencia, a mi hija Irma; evenals compositie 27 rond 1914 gecomponeerd voor zijn dochter Irma Cecilia Palm. Haar zoon Robert Rojer heeft in zijn CD voor 2 piano's, uitgebracht in 1988, een wals "Dushi Tempu" (een fijne tijd) aan haar opgedragen, waarbij het eerste deel van "La Inocencia" bewust is gebruikt als basis voor het laatste deel van zijn compositie.
TANGO
62: El Regreso de Jolley, (De terugkeer van Jolley); Aangenomen mag worden dat het hier om Willem Hans Jolley gaat. Hij was een zakenman en familie van Elisa Snijders, de echtgenote van Jacobo. In de familie stond hij bekend als oom Wewe. Hij was geboren in 1874 op Curaçao als zoon van Willem Johannes Jolley en Zephier Fraai. Hij heeft veel in het buitenland gewoond, o.a. in Venezuela en Ecuador maar ook op Aruba, vanwaar hij in 1938 naar Curaçao verhuisde. Zijn benen waren niet van gelijke lengte en de hiel van een schoen was hoger gemaakt. Bij het lopen gebruikte hij een wandelstok. Het slepen met dit been, het getok bij het lopen, is duidelijk hoorbaar in het ritme van deze tango. Zijn vader Willem Johannes Jolley, was een bekende fluitist en heeft nog met de Jacobo's grootvader Jan Gerard Palm in een orkest gespeeld.
63: Tango
CANCIÓN
64: Atardi; muziek bij het beroemde gedicht van Joseph S. Corsen over de avondschemering:
tekst:
Ta pakiko mi no sa;
Ma esta tristu mi ta bira
tur atardi ku mi mira
solo baha den laman.
Talbes ta un presintimentu,
T`a un rekwèrdo kisas;
podise n' ta nada mas
ku un kos di temperamentu.P'adilanti podisé
mi ta mira na kaminda
un doló ku n' nase ainda
ma ku lo mi konosé?
Tin kisas den mi memoria
un doló masha skondi
masha bieu, ku mi sinti
no por rebibá su istoria?
Het gedicht Atardi van de Curaçaose dichter, musicus en componist Joseph Sickman Corsen (1853-1911) is het allereerste gedicht dat in het Papiaments geschreven werd. De rollende begeleidingsfiguur voor de linkerhand in het eerste gedeelte van het lied beeldt een lichte golfslag uit. Dit muziekstuk heeft Jacobo Palm op verzoek van zijn dochter Clara Halman-Palm gecomponeerd. In het verleden had zij samen met Nilda Jesurun Pinto (o.a. bekend van de Cuentanan di Nanzi) een kinderkoor dat muziekuitvoeringen verzorgde voor Radio Hoyer. Jacobo Palm begeleidde het koor dan altijd op piano. Clara vroeg eens aan haar vader om het gedicht van Charles Corsen op muziek te zetten ter gelegenheid van een uitvoering door dit kinderkoor bij een bijzondere gelegenheid. Jacobo Palm heeft voor dit koor diverse zangstukjes gecomponeerd. Deze stukjes zijn niet opgenomen in de "Obras di Jacobo Palm" maar een aantal is wel in 1962 in drukvorm verschenen in het zangboekje "Nos ta canta", van Sonia de Castro, Frère Alexius en W. Kamps. De muziek van een liedje "Pabien" is gecomponeerd door Clara zelf met tekst van Nilda Jesurún Pinto.
TWO STEP
65: Bill Brau Beer; gemaakt in 1926 en besteld door de agent van het bier "Bill Brau", de firma E. en
G. Martijn, ter bevordering van de verkoop van het produkt van de Duitse firma Bill-Brauerij uit Hamburg. Op
een curieus affiche wordt deze compositie met foto van "Prof. Jacobo
J.M. Palm aangekondigd, voorzien van een Canto met korte tekst die wel niet van Jacobo afkomstig zal zijn. Het
succes van deze compositie was aanleiding tot de opmerking van Dòdò Palm zoals beschreven bij titel no. 60 "Ecos
del Alma".
tekst:
Bill Brau Bill Brau give me a glass of Bill Brau beer
He who takes a glass of it will repeat it twice again
Bill Brau Bill Brau it is the most refreshing drink
we never had in Curaçao such a drink as this.
GAITA
66: Gaita; de gaita is een typisch Venezolaans kerstliedje. In Venezuela zijn de gaita's enorm belangrijk, vooral in de maand december. Er wordt in Venezuela veel aan muziek gedaan en dankzij de stevige concurrentie en het enthousiasme staat het op een hoog peil.
NASCHRIFT:
Jacobo Palm heeft ooit het plan gehad om een suite te maken van enkele walsen. Uiteindelijk heeft hij de
walsen nooit formeel opgetekend in de vorm van een suite (hij vond dat te pretentieus), maar de beoogde walsen,
die onderdeel zouden worden van de suite, zijn wel gecomponeerd en ze staan ook allemaal, als individuele walsen in
het boek "Obras de Jacobo". Omdat ze muzikaal een perfekte samenhang vormen, kunnen ze alszodanig gespeeld worden.
Robert Rojer heeft dat een keer voor een besloten publiek gedaan.
De suite bestond uit 3 delen; een eerste deel in G majeur, een tweede tussendeel in E mineur en een derde deel in
D majeur. Volgens hem bestond het eerste deel uit (achtereenvolgens) Alegría (nr 35), Mi consuelo (nr 37), La
Simpática (nr 39). Het tussendeel in E mineur bestond uit Corazón en la mano (nr 31, het slotakkoord in G majeur)
en La tristeza de la Soledad (nr 25, wederom E mineur). Het laatste deel bestond uit Ecos del baile (nr 32), el
cuartista alegre (nr 33), la sinceridad (nr 38) en Mis palabras (nr 29). Alle walsen van het derde deel staan in
D majeur.
In het boek "Obras de Jacobo Palm" ontbreekt helaas de mars "Monseigneur Niewindt". Deze mars heeft Jacobo Palm gecomponeerd ter gelegenheid van de inauguratie van het standbeeld van monseigneur Niewindt bij de St. Annakerk. De partituur is onder dit standbeeld begraven, zoals beschreven staat in het boek van M.D. Latour, "Pro-Kathedraal Sint Anna 1752-1952", Curaçao 1952.
Behalve bovenstaande titels voor piano heeft Jacobo meer composities op zijn naam staan. In het archief van Anthony Palm bevindt zich de wals "Cometa Hally", opgedragen aan La señorita J. Clavel de Jongh en de wals "Idilio", beide gecomponeerd door Jacobo Palm alsmede een andere versie van zijn wals "Un Recuerdo". Het laatste deel van deze wals is geschreven met vier mollen.
Het zangboekje "Nos ta canta" is al genoemd, maar Jacobo heeft ook veel muziek gecomponeerd voor de katholieke kerk. Een bij de bevolking zeer bekend muziekstuk dat door iedereen in de kerk altijd uit volle borst wordt meegezongen is "Salve Martin de Porres". De tekst is een coproduktie van Monseigneur Verriet en Clarita Romijn-Snijders. De muziek is gecomponeerd door Jacobo Palm. Er is meer kerkmuziek van Jacobo bewaard gebleven: niño Hesús is ook erg bekend en heel mooi. Wim Statius Muller, een leerling van Jacob, speelt deze compositie op de CD Antillean Dances, Opus 4 met zang van Tica Giel. Op deze CD staan ook Jacobo's composities Atardi, Paharito y su Amiguita, en Anochi ta di Gala alsmede E Mariposa, die voor de helft door Jacobo en voor de andere helft door J.S.Corsen is geschreven.
De driedelige danza La Mariposa van J.S. Corsen bestaat uit een inleiding (bij een danza heet dat chaîne) en daarna nog een tweede en derde deel. Het geheel was geschreven voor pianosolo zonder zang. Jacobo heeft chaîne plus tweede deel tientallen jaren na het verscheiden van Shon Jo Corsen geschrapt en vervangen door een eigen, nieuwe melodie. Aldus ontstond E mariposa (de vlinder) zoals iedereen op Curaçao haar kent: een gezongen danza in twee delen, waarvan het eerste deel van Jacobo Palm en het tweede deel van J.S.Corsen is. Jacobo had geen idee dat zijn melodie zo enorm in de smaak zou vallen.
In een oude zangbundel, waarvan de omslag met de titel is zoekgeraakt, maar met partituur voor pianobegeleiding van
Rudolf Palm en Nilda Pinto, staan nog de volgende liedjes met muziek gecomponeerd door Jacob Palm:
4 - Cantica di Corsouw
12 - Na Princesa Juliana di Corsouw; met tekst van Willem Kroon
13 - Na S.A.R. Princesa Juliana, Na ocasion di su bishita na Corsouw; met tekst van Emilio L. Henriquez
30 - E Mariposa; hier staat geen componist bij, maar het eerste deel is van Jacobo en het tweede van J.S. Corsen
31 - Riba awa; met tekst van Pater St. v.d.Pavert
32 - Nos Hoffi
39 - Anochi ta di Gala
40 - Pajarito i su Amiguita
43 - San Nicolas; met tekst van Jacqueline Lauffer
44 - Pa San Nicolas; met tekst van J.Kleinmoedig
46 - Tres Rey
47 - Bon anja
Enkele van deze liedjes staan ook in de eerdergenoemde bundel "Nos ta Canta";
In 2007 ondernam Joop Halman een speurtocht naar bewaard gebleven composities van Jan Gerard Palm. Daarbij vond hij ook een groot aantal composities van Jacobo Palm. Sommige van de partituren staan wèl in het boek, maar hebben curieus genoeg een andere titel! De meeste partituren herkende hij aan het handschrift van Jacobo Palm.
Hij ontdekte alsnog de volgende composities:
de wals "Bi"
de wals Mis Anhelos
de danza Que Simple
de wals "Valse"
de wals La Soledad
de wals Adios (ded. al amigo Ch. Debrot; is wals Lieja)
de wals Feliz Viaje; ded. a la familia Bethencourt; is wals "Adios Querida"!
de wals Feliz Niñez
de wals Dulces Recuerdos; is wals "La Tristeza de la Soledad"
de wals Las espinas de un amor
Compositie gemaakt op liedteksten:
voor sjon Morri (archief Mongui Maduro)
In het boek "Discography of music from The Netherlands Antilles & Aruba" van Tim de Wolf is een overzicht opgenomen van grammofoonplaten met composities van Jacobo Palm. De eerste gramofoonplaten werden al in 1929 uitgebracht. Deze werden in Amerika door Brunswick vervaardigd met vertolking door Amerikaanse musici. Deze methode leidde tot teleurstelling omdat tempo en accenten niet altijd gespeeld werden zoals men gewend was. Van Jacobo zijn op die manier de composities "Ave de paso" en "Feliz Encuentro" uitgebracht, vertolkt door het Orquesta de L. Belasco alsmede "Corazon en la Mano" door het Orquesta Brunswick Antillana. Na de tweede wereldoorlog werden de opnames ter plaatse gemaakt. Thomas A. Henriquez begon hiermee in 1950 voor zijn eigen label Musika. Het doel van deze produktie was niet zo zeer commercieel maar was meer gericht op verspreiding van eigen muziek en behoud hiervan voor het nageslacht. Vrijwel niemand bekommerde zich om honoraria of copyright. Ter voorkoming van problemen met auteursrecht werden alleen "traditionals" en eigen composities opgenomen. Achteraf was dat een prettige bijkomstigheid want daardoor zijn juist deze eigen composities bewaard gebleven of wellicht zijn zij er zelfs door ontstaan. Jacobo heeft in Juli 1950 vier platen met eigen composities op het label Musika nummers 1004 tot en met 1007 uitgebracht met begeleiding van Augusto Boelijn en Pedro Provence. De hoezen van deze platen waren voorzien van een portret van Jacobo. In 1952 zijn opnieuw drie grammofoonplaten van hetzelfde merk met de nummers 1088 tot en met 1090 uitgebracht met begeleiding van Julian Coco, Pedro Provence en Bernardo Privania.
In het Koninklijk huisarchief wordt een compositie "Na su mahestad la reina Wilhelmina" bewaard met muziek van Jacobo Palm en tekst van Nilda Pinto ( 2 pagina's) inclusief vertaling ter gelegenheid van het 50 jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina op 6 september 1948 (K01-1045)