Familieverhaal Van Delden

generatie 1 - Jacob van Delden

Het familieverhaal begint in Zwolle met het huwelijk in 1710 van Jacob van Delden en Elisabeth Mulder. Van hen zijn aldaar geen dopen gevonden. Wellicht zijn ze niet in Zwolle geboren maar kwamen ze van elders. Wel is opgevallen dat in die tijd de achternaam Van Delden al vaak in Zwolle werd gevoerd maar in hoeverre daar sprake was van familieleden kon niet worden vastgesteld. De naam Van Delden duidt op een geografische oorsprong en werd dan toegepast op iemand die oorspronkelijk afkomstig was uit de stad Delden in Twenthe, maar later elders ging wonen. Dat zal veelvuldig gebeurd zijn met personen die onderling totaal niet verwant waren.

Het echtpaar liet 7 kinderen in dopen bij de Nederlands Hervormde kerk in Zwolle. Het eerste kind, een dochter, heeft maar een paar maanden geleefd. Ook de oudste dochter is heel jong overleden. In 1753 liet het echtpaar een testament maken ten behoeve van de langstlevende en de dan nog in leven zijnde 5 kinderen. Jacob is in 1761 overleden. Hij was toen weduwnaar sinds zijn vrouw in 1756 was overleden. Hij zal een leeftijd van ruim 70 jaar hebben bereikt. Voor het familieverhaal is de tweede zoon van belang die bij zijn doop op 24 januari 1718 de namen Jan Hendrik ontving. Hij vertrok uit Zwolle en ging in Haarlem wonen. Zus Maria Geertruidt trouwde met Jan Cranenburg en zus Aaltie trouwde met Michiel Assink waarvan geen verdere gegevens bekend zijn. De jongste broer Gerrit vertrok naar Amsterdam en trouwde aldaar in 1753 met de weduwe Willemijntje Landman uit Cleef. Hij overleed al in 1755 in Amsterdam. Van hem zijn geen kinderen bekend. De oudste broer Hermannus bleef in Zwolle en trouwde in 1747 in zijn woonplaats met Lubbertje Egberts. Van hem zijn twee kinderen bekend: zoon Jacob, geboren in 1750 en zoon Egbert, geboren in 1755. Beide takken zijn naar het lijkt thans in mannelijke lijn uitgestorven.

Zwolle kreeg in 1438 shet tapelrecht en de keizer van het Heilige Roomse Rijk bevestigde in 1448 de stadsrechten door de stad op te nemen onder de steden van het Duitse Rijk. Zwolle trad als handelsstad toe tot de Hanze en was in de vijftiende eeuw, de bloeitijd van de stad, het centrum van de Moderne devotie, een religieuze beweging die zich op initiatief van Geert Grote, aanvankelijk vanuit Deventer, maar later vanuit Zwolle over een groot deel van Europa uitbreidde.

Tijdens de tijd van de Republiek had Overijssel geen echte hoofdstad, de staten bestond uit afgevaardigde van Deventer, Kampen, Zwolle en het Overijsselse Ridderschap. De vergaderingen vonden afwisselend plaats in een van de drie steden. Pas in de Franse tijd kreeg Zwolle de status van hoofdstad, eerst van het Departement van de Oude IJssel, daarna van het Departement Overijssel en na de annexatie door het Eerste Franse Keizerrijk, van het Departement Monden van de IJssel of Bouches-de-l'Yssel. Na het vertrek van de Fransen werd Zwolle hoofdstad van de provincie Overijssel.

Zwollenaren worden ook wel Blauwvingers genoemd. Ten tijde van een wapenstilstand had Zwolle het klokkenspel uit de verbrande toren te koop aangeboden aan Kampen. De Kampenaren zouden hiermee akkoord gaan, mits zij mochten bepalen hoe het bedrag werd betaald. Op een dag kwam er een wagen vol met geld: allemaal stukken van vierduiten. De Zwollenaren kregen blauwe vingers van het tellen. Blauwvingers werd daarom de bijnaam voor de Zwollenaren. Tegenwoordig beschouwen de Zwollenaren de naam als een geuzennaam. Ieder jaar worden er zogenaamde Blauwvingerdagen georganiseerd. Op deze dagen is er markt en zijn er allerlei activiteiten.

generatie 2 - Jan Hendrik van Delden

Hij werd in 1718 te Zwolle geboren en deed in maart 1745 aldaar belijdenis. Hij woonde toen in de Doornstraat. Hij ging op 8 augustus 1747 met attestatie naar Amsterdam, maar hij vestigde zich in Haarlem alwaar hij in 1754 trouwde met Duijffje Somer. Bij dit huwelijk werd aangetekend dat afkondiging ook in Amsterdam plaats vond. In Amsterdam is eveneens een inschrijving gevonden waar werd vermeld dat Duijffje aldaar geboren was. Zij is gedoopt op 9 juni 1710 in de Westerkerk te Amsterdam als jongste dochter van Jacobus Somer en Annetje Geboers. Zij was 8 jaar ouder dan haar echtgenoot Jan Hendrik en al 43 jaar oud toen zij met hem trouwde. Zij overleed in april 1784. Van het echtpaar is een kind in de doopregisters gevonden, zoon Jacobus van Delden, geboren in 1755 en vernoemd naar zijn beide grootvaders. Bij zijn doop werd hij vermeld als zoon van Hendrik van Delden.

Na het overlijden van zijn vrouw werd Jan Hendrik op 7 juni 1784 als "commensaal" ingeschreven onder nummer 1176 bij het Oude Mannenhuis, Groot Heiligland te Haarlem; hij staat daar vermeld als oud 66½ jaar, lidmaat van de nederduitse gemeente en geboren in Zwolle; hij betaalde voor het recht op de keuken 500 gulden. In 1793 wordt daarbij aangetekend dat de weduwe Jan Dedel en haar zoon Evert Dedel als borg voor zijn inkomen optreden. In 1798 is Jan Hendrik overleden; hij werd 80 jaar oud.

Jan Hendrik heeft dus 14 jaar in het Oude Mannenhuis gewoond. Het was gebouwd in 1607-1611 in opdracht van het stadsbestuur van Haarlem. Het waren toen kleine huisjes naast elkaar, gebouwd rondom een vierkante binnentuin. In elk huisje woonden twee mannen. Er konden maximaal 60 oude mannen wonen. Het is regelmatig verbouwd en is thans een monumentaal pand waarin het Frans Halsmuseum is gevestigd. De reden dat de weduwe Dedel en haar zoon borg voor hem stonden kon niet worden achterhaald. Wellicht was Jan Hendrik hulpbehoevend en kan haar besluit gezien worden als een charitatieve daad. Het waren immers moeilijke tijden. Het is de periode van het einde van de Republiek de Verenigde Provinciën. Frankrijk had de oorlog verklaard aan Engeland en de Republiek. De tijd van voorspoed is allang voorbij. Aan het einde van de 17e eeuw had Haarlem een bevolking van 55.000 inwoners en was daarmee de derde stad van de Republiek. Van oudsher had de stad een bloeiende textielindustrie. In de loop van de 18e eeuw geraakte de textielnijverheid ernstig in verval. Tegen 1800 was het inwonertal teruggevallen tot ongeveerd 20.000 mensen, waarvan velen in armoede leefden.

generatie 3 - Jacobus van Delden

Jacobus werd in 1755 in Haarlem geboren als enig kind van Jan Hendrik van Delden en Duijffje Somer. Hij was boekbindersknecht van beroep. Hij trouwde op 26-jarige leeftijd in 1782 met Maijke Hos, weduwe van Adrianus van Grevenbroek. Uit haar eerste huwelijk had Maijke al een zoon. Uit het huwelijk met Jacobus werden 4 kinderen geboren; een dochter Duyfina vernoemd naar de moeder van Jacobus, Duijffje Somer, en 3 zonen. Twee zonen overlijden op jonge leeftijd. Met de jongste zoon, Johannes Jacobus wordt de stamboom voortgezet. Zus Duyfina trouwde in 1811 met Maarten Gijlswijk en ging in Amsterdam wonen waar zij in 1819 is overleden. Jacobus overleed in 1814. Hij woonde in 1795 in de Korte Heerenstraat; overlijden aangegeven door Johannes Hos, 46 jaar, wever, woonachtig in de Lange Wolstraat, behuwd broeder en in tegenwoordigheid van Jan van Gulik, oud 81 jaar, behuwd oom.

Maijke Hos was in 1758 in Haarlem geboren als dochter van Willem Hos en Susanna Uijlenbroek. De voorouders van Willem Hos kwamen rond 1684 uit Amsterdam maar de familie Uijlenbroek uit Roeselaere waar rond 1600 Pieter Jansz van Uylenbrouck was geboren die in 1621 in Haarlem met Lijsbeth Pieters trouwde. Roeselaere kende in die tijd een bloeiende linnennijverheid maar had veel last van de oorlog met Spanje. Wellicht is hij een van de zeer vele vlamingen geweest die in die tijd naar het noorden trokken en extra impuls aan de ontwikkeling van de textielnijverheid van Haarlem gaven en een bijdrage leverden aan de bloeitijd van de Gouden Eeuw.

Maar de tijd van Jacobus van Delden kende die voorspoed niet. Hij leefde in de periode van de Bataafse Republiek, het Koninkrijk van Lodewijk Napoleon, de aansluiting bij het keizerrijk van Napoleon en de terugkeer van het huis van Oranje, gevolgd door stichting van het Koninkrijk der Nederlanden onder Willem I. De handel viel stil en de bevolking leefde in armoede. Pas na 1813 begon het herstel.

generatie 4 - Johannes Jacobus van Delden

Johannes Jacobus was in 1797 te Haarlem geboren. Zijn vader overleed toen hij 17 jaar oud was. Hij trouwde in 1818 op 21-jarige leeftijd met de 7 jaar oudere Hendrika Bellaart. Zij was voor haar huwelijk werkster en woonde aan de Lange Heerenstraat en verklaarde niet te kunnen schrijven. Johannes Jacobus was bij zijn huwelijk inktwever en woonde ook aan de Lange Heerenstraat. Hij werd later slager en ook winkelier van beroep. Bij het huwelijk staat vermeld dat hij had voldaan aan de wetten op de nationale militie. Uit het huwelijk zijn 4 kinderen bekend; 2 dochters en 2 zonen. De dochters, Jansje en Maria, trouwden in Haarlem. Jansje met de kleermaker Gerrit Hendrik Hirs uit Haarlem en Maria met de schoenmaker Johannes Pieter Douglas, ook uit Haarlem.

De zonen Johannes Jacobus en Hendrik vertrokken uit Haarlem. Johannes Jacobus, geboren in 1828 was ook slager en trouwde in 1853 te Tilburg met de 5 jaar oudere Clasina Hertrooijs uit die stad. Bij zijn huwelijk werd Johannes Jacobus vermeld als van Delde. Hij verhuisde op 12 mei 1853 van Haarlem naar Tilburg met aantekening gepasporteerd van het korps Jagers te paard d.d. 4-5-1853. Hij verhuisde op 5 juli 1854 van Tilburg naar Amsterdam en op 4 augustus 1854 van Haarlem naar Amsterdam, doch vertrok op 8 november van Haarlem terug naar Tilburg, adres Westheikant no 1162. Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde hij met Wilhelmina van den Heuvel. Hij is in 1899 in Tilburg overleden. Uit het eerste huwelijk werd in 1854 een zoon geboren die ook met de achternaam van Delde werd ingeschreven. Zijn nakomelingen handhaven die achternaam. De stamboom vervolgt evenwel met de jongste zoon Hendrik, geboren in 1830.

Hendrika Bellaart was de dochter van de mandenmaker Jan Bellaart en Jansje van de Berg en kwam uit een echte Haarlemse familie. Haar voorouder Nicolaas Bellaart trouwde in 1656 te Haarlem met Maycken de Vrouvei. Hendrika Bellaart werd maar 43 jaar oud en overleed in 1833. Weduwnaar Johannes Jacobus hertrouwde in 1834 met de 41-jarige Judigt Bakker uit Meppel maar woonachtig in Amsterdam. Johannes Jacobus overleed in 1847 in Haarlem en werd 50 jaar oud.

Hij had in Haarlem de tijd van vooruitgang niet meegemaakt. Ook na 1813 liepen bevolking en bedrijvigheid terug. In 1815 was de bevolking van Haarlem zelfs tot 17.000 inwoners gedaald en in 1847 was het beeld nog steeds treurig. Een op de vijf Haarlemmers moest een beroep op de bedeling doen. Wel was het aanzien van de stad gewijzigd. Vestingwerken waren gesloopt en vervangen door plantsoenen. In 1837 werd begonnen met openbare straatverlichting door middel van gas. In 1839 reed de eerste trein van Nederland tussen Haarlem en Amsterdam. De trein deed er anderhalf uur over en er waren geen tussenstations. In 1843 werd de spoorlijn verlengd tot Leiden. Maar pas in de tweede helft van de 19e eeuw begon de stad langzaam op te krabbelen met de komst van nieuwe industrieën.

generatie 5 - Hendrik van Delden

Hij is in 1830 te Haarlem geboren en verloor ook zijn vader toen hij 17 jaar oud was. Hij vertrok naar Den Haag, alaar hij in 1858 met Johanna Roberta de Voogd trouwde. Bij zijn huwelijk staat vermeld dat hij bloemist van beroep was. Johanna Roberta was naaister. Zij was in Den Haag geboren als dochter van de behanger Machiel Johannes de Voogd en Johanna Roberta Wette. Al haar bekende voorouders kwamen uit Den Haag. De verst gevonden voorouder is Johannes van der Snoek, geboren in 1642 als zoon van Pieter Dircxen van der Snoek en Engeltie van der Heijden.

Uit het huwelijk van Hendrik en Johanna Roberta zijn in Den Haag 12 kinderen geboren, waarvan 6 jong zijn overleden, terwijl van 4 kinderen bekend is dat ze getrouwd zijn; een bleef ongehuwd en van een zijn nog geen nadere gegevens bekend. De oudste zoon, geboren in 1860 en naar zijn grootvader Johannes Jacobus genoemd, trouwde met Johanna Christina van Eck uit Schiedam. Hij was metselaar, werkman en opperman van beroep. De jongste zoon Reinier, geboren in 1876 werd kruier bij het Hollands Spoor en trouwde in 1898 met Maatje Lemmers uit Amsterdam. Op 22 oktober 1915 vertrok hij met zijn gezin bestaande uit 7 kinderen van Den Haag naar Delft waar hij in 1945 is overleden. Ons verhaal vervolgt met zoon Hendrik Marinus, geboren in 1872.

Hendrik maakte gedurende zijn leven de grote groei van Den Haag mee. In 1850 telde deze stad al 70.000 inwoners die voornamelijk binnen de singels woonden maar daarna werd gebied en inwonertal sterk uitgebreid. In 1883 was het een stad van Alexanderveld tot Hollandsch Spoor, van Bij de Westermolens tot Malieveld met 114.000 inwoners. In 1900 was het gebied verder uitgebreid en het aantal inwoners gestegen tot 206.000 personen.

generatie 6 - Hendrik Marinus van Delden

Hij trouwde in 1894 op 21-jarige leeftijd met de 18-jarige Sophia Dorothea Pronk. Hij was eerst arbeider maar werd later groentehandelaar. Hij had een groentewinkel aan de Zoutkeetsingel in Den Haag. Uit het huwelijk werden 6 kinderen geboren, 4 zonen en 2 dochters. De kinderen kregen binnen de familie bekende namen. Zoon Hendrik Marinus geboren in 1894 en vernoemd naar zijn vader. Dochter Sophia Dorothea geboren in 1895 naar haar moeder en grootmoeder. Dochter Johanna Roberta geboren in 1897 en vernoemd naar haar grootmoeder Johanna Roberta de Voogd. Zoon Jan geboren in 1899 en vernoemd naar zijn grootvader Jan Pronk. Zoon Gijsbertus Johannes geboren in 1900 vernoemd naar overgrootvader Pronk en zoon Reinier geboren in 1903 naar zijn oom Reinier van Delden. De namen zullen bij verdere afstamming ook gehandhaafd blijven. Vader Hendrik Marinus is in 1952 in Den Haag op 79-jarige leeftijd overleden. De dood van zijn vrouw kon nog niet worden achterhaald, maar waarschijnlijk is zij in 1959 in Den Haag overleden.

Sophia Dorathea werd Fie genoemd en was in 1875 in Den Haag geboren als dochter van de huisschilder Jan Pronk en Sophia Dorothea Anders. Jan Pronk was in 1837 te Amsterdam geboren. Zijn Vader Gijsbertus Johannes Pronk was eerst kantoorbediende maar werd later toneelspeler en trouwde in 1836 met Sara Jacoba Johanna Sophia Masurel. De lijn Pronk gaat terug tot Matheus Pietersz Pronck die rond 1650 in Amsterdam geboren is en aldaar in 1713 trouwde met Pietertje Hijmons uit die stad. Een echte Amsterdamse familie dus met zijlijnen naar andere Amsterdamse families zoals Poeraat, van Heck, Hijkoop, Tamwaart en ter Steeg (oorspronkelijk uit Enterbroek bij Rijssen in Overijssel) maar ook naar te Boekhorst, Slotboom en Thebinck uit Bredevoort in de Achterhoek. De lijn Anders gaat terug tot George Philips Anders geboren in 1743 in Weilburg, Hessen Nassau in Duitsland.

Verder heeft de familielijn Pronk interessante vertakkingen naar de families Schimmel, Eijgenrook en Masurel. De lijn Masurel gaat terug tot Lambert Masureau geboren rond 1570 in Frankrijk. Enkele van zijn nakomelingen kwamen als hugenoten naar Nederland. Via de familie Masurel bestaat een afstamming van de bekende doopsgezinde families Anslo, Hartsen, Blaupot en Westendorp uit Amsterdam. De bekendste voorouder in deze reeks is de welgestelde lakenkoopman en doopsgezinde predikant Cornelis Claesz Anslo (1592-1646), befaamd door zijn getekende, geëtste en geschilderde portretten van Rembrandt, waarop Vondel dichtte met wie hij bevriend was. Zijn dochter Maria Anslo trouwde in 1642 met Anselmus Hartsen, koopman en winkelier op de Nieuwendijk. Hun zonen waren kooplui (o.a. in zijde). De Hartsen's trouwden met telgen uit de regentenklasse en behoorden dus tot de bovenlaag van de samenleving te Amsterdam, maar, omdat ze doopsgezind waren, konden ze niet tot het stedelijk bestuur doordringen.

Voorouder Jan Pronk (1791 - 1870) was getrouwd met Neeliana Margaretha Schimmel. Zij stamt af van Jan Schimmel uit Goor in Overijsel die als stamvader geldt van de familie Schimmel. Zijn kleinzoon, ook Jan Schimmel genaamd, was lid van de Raad van Politie en Justitie van Sint Eustatius. Hij trouwde in 1780 op Sint Eustatius met Maria Hensch en maakte in 1781 de verovering en verwoesting van het eiland door de Engelse admiraal Rodney mee. Na het vertrek van de Engelsen schreef hij een rapport over de Bovenwindse Eilanden. Hij vertrok rond 1797 als rijk man naar Amsterdam en vestigde zich in 1807 in Weesp als eigenaar van de stokerij "Het Anker" aan de Hoogstraat aldaar. Zijn dochter Anna, geboren in 1786 op Sint Eustatius, trouwde met Bohl Bohlen, die een van de voorouders is van Prins Bernhard maar ook van Bertha Antoinette Krupp van de bekende Duitse staalfamilie.

Deze Jan Pronk was de zoon van Mattheus Pronk (1759 - 1830) en Sara Blom, dochter van Jan Blom en Hendrina Nuhout uit Hattem in Gelderland. Haar broer Jacob Nuhout was ook naar Amsterdam vertrokken en had een bakkerij op de Nieuwendijk aldaar. Hij werd vooral bekend als de vader van Joachim Nuhout van der Veen (1756 - 1833), een bekende jurist, politicus en bestuurder. Hoewel van eenvoudige komaf studeerde hij rechten in Leiden (promotie 1776) en werd in hetzelfde jaar advocaat in Amsterdam, daarna 1777-1811 baljuw van Bakkum, 1777- 1811 notaris Castricum, 1787 secretaris van de commissie ter directie van het Noordhollandse gewapende burgerleger; 1796 -1802 aktief in de nationale volksvertegenwoordiging, 1796-1811 dijkrechter (vanaf 1806 dijkgraaf) van de Hondsbosse en de duinen bij Petten; werd in juli 1811 president Rechtbank in Alkmaar en bleef dit tot zijn dood, was bovendien in 1811 lid arrondissementsraad Hoorn en Alkmaar, vanaf 1815 lid gemeenteraad Alkmaar en vanaf 1822 tijdelijk burgemeester; aktief vrijmetselaar, grootmeester Alkmaarse vrijmetselaarsloge De Noordstar en grootmeester- nationaal hoge graden van de orde van vrijmetselaars in Nederland.

generatie 7 - Jan van Delden

Jan is geboren in 1899 als tweede zoon en het vierde kind van Hendrik Marinus van Delden en Sophia Dorothea Pronk. Als vrijwilliger bij de Koloniale Troepen (fuselier) vertrok hij op 10 oktober 1917 uit Amsterdam met het schip Vulcanus en arriveerde hij op 24 november 1917 op Curacao. Enige tijd daarna werd hij overgeplaatst naar Sint Maarten waar hij benoemd werd tot tijdelijk Hulpkommies der Belastingen. Op 2 januari 1919 werd hij benoemd tot Agent van Politie 2e klasse met een toelage van 700 gulden per jaar en vervolgens tot Opziener der Burgerpolitie. In 1922 werd hij benoemd tot Agent van Politie 1ste klasse.

Hij trouwde in 1924 op Saba met Marion Eugenie Williams die hij eerder op Sint Maarten had leren kennen. Samen hadden ze al een kind Henderik Marinus van Delden geboren in 1923 op Sint Maarten. Na hun huwelijk werd de eerste dochter Marion Eugenie op Saba geboren. In 1926 werd hun tweede zoon Jan Gijsbertus Johannes op Sint Maarten geboren en er volgende nog 7 kinderen die allen op Sint Maarten ter wereld kwamen. Een kind overleed op jonge leeftijd.

Marion Williams was in 1906 geboren als dochter van Alice Victoria Williams. De Williams familie was een bekende familie op het eiland waarvan een groot deel woonde in Simpson bay en van oudsher uit vissers bestond. De lijn Williams gaat nog 5 generaties terug tot James Williams die rond 1756 in Simpson bay werd geboren en trouwde met Elisabeth Fleming.

Jan had een tatoeage. Zijn oudste zoon Henk vertelde op latere leeftijd de achtergrond. "Mijn vader vertrok met een contingent Nederlandse soldaten naar de West om de eilanden van de toenmalige kolonie Curaçao te helpen beschermen. De eerste haven waar het schip afmeerde was Le Havre. Op de avond van aankomst in deze Franse havenstad mochten de jonge soldaten vrij hebben om de stad te verkennen.Een van deze soldaten was mijn vader Jan van Delden (foto) die later de grondlegger zou worden van de Van Delden dynastie in de West. Tijdens zijn Tour de Ville belandde hij, met een stevige borrel op, in een z.g. Tattoo winkel. Hij wilde koste wat het kost een tattoo van een foto van zijn moeder op zijn arm hebben. Hij meldde zich bij de tattoo-mademoiselle, pakte de foto uit zijn zak en gaf het haar. Zij ging direct aan het werk. Een uur later was ze klaar. Hij betaalde haar het aantal afgesproken francs en vertrok richting oorlogsschip. Tot zover geen vuiltje aan de lucht. De volgende ochtend ging hij bright and early zijn arm, met de beeltenis van zijn moeder, in de spiegel bekijken. Hij kreeg bijna een beroerte toen hij ontdekte dat in plaats van een getatoeëerde foto van zijn moeder een foto op zijn rechterarm prijkte van Koningin Wilhelmina, de toenmalige koningin. Wat was er gebeurd? Bij vertrek uit Nederland had elke soldaat van de Commandant een foto van de Koningin meegekregen. Onze Jan Soldaat had op de bewuste avond per abuis de foto's verwisseld en de verkeerde foto aan de tattoeist gegeven! Hij heeft zodoende zijn gehele leven lang de oude Koningin getattoeëerd op zijn arm gedragen in plaats van die van zijn moeder. Dit is een waar verhaal. Hij heeft het mijzelf verteld en ik heb de tattoo zelf gezien."

Ook over zijn geboorte had zoon Henk een eigen verhaal te vertellen: "Enige uren voordat ik mijn entree maakte in deze wereld werd een bekende en kundige St.Maartense vroedvrouw voor een bezoek ten huize van de familie Van Delden uitgenodigd. De aanstaande moeder woonde toen, op die vroege ochtend van de elfde mei van het jaar 1923 in Colebay, op de grens tussen Nederlands en Frans St. Maarten waar mijn vader belast was met de grensbewaking. Vroedvrouw Anna Dagger ("Dagger" is het Engelse woord voor een vlijmscherpe dolk waarmee zij, volgens geruchten althans, toentertijd op het eiland de keizersnede uitvoerde, met wisselend resultaat uiteraard) kwam, zag en constateerde dat het eerste kind van Jan en Marion op het punt stond (of lag) het levenslicht te aanschouwen. Aangezien de afstand tussen Colebay en het hospitaal op Marigot, Frans St.Martin veel korter is dan tussen Colebay en het St. Rose Hospital in Philipsburg op het Nederlandse deel van Sint Maarten, stelde de obstetrix voor om de aanstaande moeder, die het zeer moeilijk had met de pijnlijke barensweeën over te brengen naar het hospitaal op het Franse gedeelte van het eiland. Hiertegen verzette de aanstaande vader zich hevig. Mijn zoon moet op Nederlands Sint Maarten geboren worden; ik wil niet dat hij als Fransman geboren wordt. Dit ontlokte aan vroedvrouw de opmerking: But Mr. Van Delden, if your son is born a Frenchman he may one day become President of France. He has not a chance in the world of ever becoming King of Holland. Uiteindelijk werd de aanstaande moeder vervoerd over de hobbelig Colebay Hill naar Philipsburg waar zij een paar uren later in het St. Rose Hospital onder de toeziende ogen van de zusters Dominicanessen en het sterrenbeeld van de Stier beviel van haar eerste zoon die volgens de opgetrommelde weegschaal ongewassen twaalf pond woog."

Vader Jan werd op 24 juli 1945 overgeplaatst van St. Maarten naar Curacao en was daar werkzaam bij de Douanedienst. Het hele gezin verhuisde mee. Hij woonde enige tijd op de bovenverdieping van het Casa Blanca in Otrobanda. Per 29 juli 1950 werd hem, op eigen verzoek, eervol ontslag verleend uit de dienst van de Nederlandse Antillen. Bij zijn ontslag uit overheidsdienst had hij een voor pensioen geldige diensttijd van 32 jaren, 10 maanden en 12 dagen (afgerond: 33 jaren). Hij overleed in 1961 op 62-jarige leeftijd.

generatie 8 - Jan Gijsbertus Johannes van Delden

Hij werd kortweg Jan van Delden genoemd en was geboren op Sint Maarten in 1926, maar vertrok in de oorlogsjaren naar Curaçao waar hij zijn militaire dienstplicht vervulde bij de Landmacht (Schutterij). Hij trouwde aldaar in 1948 met Marie Geraldine Palm, dochter van de bekende musicus Jacobo José Maria Palm en Elisa Gregoria Snijders. Het echtpaar kreeg 5 dochters, Mary, Gemma, Margreet, Marianne en Dini. Na zijn huwelijk ging het echtpaar wonen in de Niewindtstraat bij Jacobo Palm en zijn vrouw in maar later liet Jan een huis bouwen aan de Stoppelweg.

Stamvader van de familie Palm is Hermanus Palm, die afkomstig was uit Carelskrone, toen een klein Zweeds havenstadje. Hij vertrok naar Amsterdam en later naar Curacao. Over Hermanus is weinig bekend maar over zijn nakomelingen des te meer. Vele nakomelingen waren bekende musici op Curaçao en hebben de Curaçaose muziek mede vorm gegeven. Interessante zijlijnen van de familie Palm zijn de families Hoevertsz, De Windt, de Mey en van Ruijven. Van de familie Palm is een afzonderlijk verhaal beschikbaar.

Gedurende 20 jaar is Jan van Delden werkzaam geweest in de particuliere sector bij o.a. Casa Amarilla en Morris Curiel. Op 1 juni 1965 trad hij in dienst van de Bank van de Nederlandse Antillen (Centrale Bank). Eerst als chef van de administratie en van 1970 tot 1977 als secretaris en daarna tot 1981 was hij directeur van deze instelling. Het was een belangrijke periode voor de Centrale Bank. Tot 1970 was vrijwel de enige activiteit de verzorging van de bankbiljettencirculatie. Daarna werd het toezicht op het bank- en kredietwezen toegevoegd alsmede de betalingsbalansregistratie en het toezicht op het deviezenverkeer waardoor de Bank eindelijk het karakter kreeg van een volwaardige monetaire autoriteit.

Onder zijn leiding verliet in november 1977 de Bank van de Nederlandse Antillen het Fort Amsterdam waar zij gedurende zo'n anderhalve eeuw was gehuisvestigd en betrok zij een modern pand aan het Wilhelminaplein. In 1978 bestond de instelling 150 jaar en was Jan van Delden gastheer op een congres dat werd bijgewoond door zeer vele prominenten uit de internationale en lokale bankwereld waaronder zijn collega's van centrale banken uit Noord en Zuid Amerika. De Bank heeft haar geschiedenis gedurende deze 150 jaar laten opschrijven door de historicus dr. Jaap van Soest in het boek "Trustee of the Netherlands Antilles".

In 1986 werd hij benoemd tot lid van de Raad van Commissarissen van de Refinaria di Korsou N.V. en trad hij tevens toe tot de raad van commissarissen van de Bank van de Nederlandse Antillen. Voorts was hij na zijn afscheid van de Centrale Bank als tijdverdrijf een eigen administratiekantoor begonnen. Hij is in 1993 overleden, 66 jaar oud. Het administratiekantoor werd overgenomen door zijn broer Adolf van Delden.

Ook op sociaal gebied was Jan van Delden zeer aktief. Vanaf 1955 tot 1969 was hij bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Vereniging "Onze Vloot", afdeling Curaçao. In 1962 was hij secretaris van het comité Curaçao Zilveren Huwelijksjubileum Koningin Juliana en Prins Bernhard. Jarenlang heeft hij daadwerkelijk medewerking verleend aan diverse instellingen op het eiland, w.o. Stichting Jeugdzorg Curaçao, Cas Manita, het Nederlandse Rode Kruis afd. Curaçao en de Alex Curiel Foundation.

generatie 8 - Mary Elisabeth Martine van Delden

Zij is geboren op Curacao als dochter van Jan Gijsbertus Johannes van Delden en Marie Gerardine Palm. Ze groeide op in de wijk Otrobanda en kreeg op jonge leeftijd muziek- en pianoles van haar grootvader Jacobo Palm. Ze volgde Mary van Delden een opleiding tot onderwijzeres, toen op Curaçao aangeduid met HBS-C, en stond 16 jaren oud al voor de klas op de Sint Martinus College Basis School aan het Brionplein waar bij de onlusten van mei 1969 zoveel schade is aangericht. De HBS-C is later omgezet in het Pedagogische Academie. Het Martinus Collega was in 1842 opgericht als de eerste school voor lager onderwijs op Curaçao en stond onder leiding van de zusters van Roosendaal. Mary trouwde in 1971 met Hendrik Cornelis Beers en kreeg twee dochters die op Curaçao zijn geboren en opgegroeid. Ze gaf het lesgeven op en legde zich toe op het opvoeden van haar kinderen. In 1985 verliet ze haar eiland en ging met haar gezin naar Nederland. Ze woont tegenwoordig in Hilversum en is de grootmoeder van Charlotte en Thijs de Boer, kinderen van haar dochter Annemarie Beers en Bas de Boer alsmede van Julian, Lennart en Berend du Pont, zonen van haar dochter Marloes Beers en Jasper du Pont. Mary houdt van klassieke muziek en is een expert op kookgebied. Ze heeft een uitgebreide verzameling muziek CD's en een bibliotheek vol kookboeken.

Mary heeft 4 zussen, waarvan er 3 eveneens in Nederland zijn gaan wonen. Een zus is het eiland en haar opleiding trouw gebleven en geeft daar nog steeds les.